Het provinciale beleid blijkt uit onderzoek van Randstedelijke Rekenkamer redelijk bij te dragen aan de leefbaarheid op het platteland. Punt van kritiek is dat het beschikbare geld niet naar de echte probleemgebieden gaat.
De leefbaarheid van plattelandsgebieden staat onder druk, ook in de Randstad. Voorbeelden van leefbaarheidsproblemen zijn afname van het aantal voorzieningen (variërend van scholen tot winkels), vergrijzing en matige OV-bereikbaarheid. De Randstelijke Rekenkamer onderzocht het beleid van de vier provincies.
Leefbaarheidsbeleid werkt redelijk
De provincies blijken redelijk op de hoogte te zijn van de problematiek op hun platteland, vooral dankzij het contact dat is georganiseerd met lokale organisaties. De Rekenkamer heeft ook in kaart gebracht of het (leefbaarheids)beleid goed aansluit op de leefbaarheidsproblemen. Dit is redelijk het geval, waarbij Utrecht goed scoort. Over het algemeen verloopt de uitvoering van de plannen voortvarend en waarderen de betrokken partijen (zoals gemeenten en dorpsverenigingen) het.
Geld niet verdeeld naar de deelgebieden met de grootste problemen
Per provincie is € 21 mln. (Flevoland) tot € 32 mln. (Noord-Holland) beschikbaar voor bevordering van de leefbaarheid van het platteland. Dit bedrag bestaat uit bijdragen van Europa, het Rijk en de provincies. Het geld wordt niet per se ingezet in die delen van de provincies waar de leefbaarheidsproblemen het meest urgent zijn.
Per provincie is € 21 mln. (Flevoland) tot € 32 mln. (Noord-Holland) beschikbaar voor bevordering van de leefbaarheid van het platteland. Dit bedrag bestaat uit bijdragen van Europa, het Rijk en de provincies. Het geld wordt niet per se ingezet in die delen van de provincies waar de leefbaarheidsproblemen het meest urgent zijn.
Voor het verbeteren van de leefbaarheid is dit wel essentieel. Hiervoor is het allereerst nodig om, op basis van een analyse van de ernst van de problemen, het budget vooraf te verdelen naar deelgebieden. Flevoland heeft dit niet gedaan. Noord-Holland verdeelde pas in 2010 het resterende geld over de deelgebieden. Utrecht en Zuid- Holland hebben het geld vooraf wel grotendeels verdeeld naar deelgebieden, maar niet op basis van een analyse van de leefbaarheidsproblemen.
In Zuid-Holland heeft dit er bijvoorbeeld toe geleid dat Goeree-Overflakkee alleen aanspraak kan maken op de Europese en Rijksmiddelen die beschikbaar zijn voor leefbaarheidsprojecten. Het beschikbare provinciale geld wordt ingezet in andere delen van Zuid-Holland, terwijl de leefbaarheid juist op Goeree-Overflakkee zichtbaar afneemt.
Toekomst vraagt heroverweging van provincies
Het provinciale leefbaarheidsbeleid heeft tot nu toe redelijk gewerkt. Maar de verwachte krimp van de bevolking, de bezuinigingen en discussies over het takenpakket van Rijk, provincies en gemeenten, kunnen binnenkort de leefbaarheid op het platteland gaan beïnvloeden. Dit vraagt van de provincies dat zij opnieuw hun positie bepalen op het thema leefbaarheid. Welke aspecten (zoals voorzieningen, woningen, werk) zien zij als hun taak en hoe willen zij het geld hiervoor goed inzetten? De Rekenkamer adviseert onder andere om het geld in te zetten voor de meest urgente leefbaarheidsproblemen en hiervoor onderscheid te maken naar deelgebieden.
Het provinciale leefbaarheidsbeleid heeft tot nu toe redelijk gewerkt. Maar de verwachte krimp van de bevolking, de bezuinigingen en discussies over het takenpakket van Rijk, provincies en gemeenten, kunnen binnenkort de leefbaarheid op het platteland gaan beïnvloeden. Dit vraagt van de provincies dat zij opnieuw hun positie bepalen op het thema leefbaarheid. Welke aspecten (zoals voorzieningen, woningen, werk) zien zij als hun taak en hoe willen zij het geld hiervoor goed inzetten? De Rekenkamer adviseert onder andere om het geld in te zetten voor de meest urgente leefbaarheidsproblemen en hiervoor onderscheid te maken naar deelgebieden.
paul says
De conclusie van de Rekenkamer dat je geld in moet zetten waar de problemen het grootst zijn lijkt mij kort door de bocht. Zinvoller is het maken van een maatschappelijke kosten-baten analyse waarna vervolgens de inzet van middelen kan worden bepaald.