De voorgestelde wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) bevat veel voorstellen om de positie van de gemeenteraad te versterken in samenwerkingsverbanden. Bijvoorbeeld dat ook raadsleden in het algemeen bestuur kunnen zitten. Of dat nou helemaal uitpakt zoals bedoeld, lijkt nog even de vraag.
De samenstelling van het algemeen bestuur is nu afhankelijk van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling. Bij een raadsregeling kunnen er uitsluitend raadsleden in zitten, bij burgemeestersregelingen zijn dat de burgemeesters en bij collegeregelingen uitsluitend collegeleden. Bij een gemengde regeling met raden is het de raad die bepaalt of er raads- en/of collegeleden in het algemeen bestuur zitten. Dit systeem is helder, en trekt de dualisering uit 2002 consequent door naar het algemeen bestuur.
Toch is er al tijden een roep om ‘dualisering’ van het gemeenschappelijke openbaar lichaam. Dat zou betekenen dat in het dagelijks bestuur wethouders zitting nemen, terwijl in het algemeen bestuur raadsleden zitten. Het Drechtstedenmodel werkt feitelijk zo (al zijn de collegeleden formeel ook lid van het algemeen bestuur, omdat de Wgr dit nu eenmaal voorschrijft). Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken gaf eerder aan naar dit model te kijken.
Er wordt echter geen duaal model ingevoerd, het gemeenschappelijke openbaar lichaam blijft monistisch. Leden van het dagelijks bestuur moeten in beginsel dus net als nu uit het algemeen bestuur komen. Maar de minister komt wel met een soort tussenmodel: raadsleden die in het algemeen bestuur zitten mogen nemen bij een collegeregeling.
Het probleem van een duaal gemeenschappelijk openbaar lichaam zijn de verantwoordingsrelaties. De leden van het algemeen bestuur leggen in beginsel verantwoording af aan de gemeenteraad die hen heeft aangewezen. Deze gemeenteraad kan hen ook ontslaan wegens gebrek aan vertrouwen. Dit geldt bij raadsregelingen en gemengde regelingen met raden.
Bij collegeregelingen leggen de leden van het algemeen bestuur verantwoording af aan het college dat hen heeft aangewezen en komt het ontslagrecht toe aan dit college. Daarnaast wordt ook verantwoording afgelegd aan de eigen gemeenteraad. Leden van het dagelijks bestuur daarentegen leggen uitsluitend en alleen verantwoording af aan het algemeen bestuur.
Dat zou betekenen dat bij een duaal model de raadsleden in het algemeen bestuur verantwoording afleggen aan de gemeenteraad. De collegeleden in het dagelijks bestuur leggen verantwoording af aan het algemeen bestuur. Dit hoeft nog niet zo problematisch te zijn bij raadsregelingen, dan gaat het immers om raadsverantwoordelijkheden. Bij een gemengde regeling wordt het al complexer: er is immers niemand meer die het college vertegenwoordigt binnen het gemeenschappelijke openbaar lichaam. Zeker bij grotere regelingen waarin niet iedere gemeente in het dagelijks bestuur zit, zal dat als lastig ervaren worden.
Maar bij collegeregelingen is het de wereld op zijn kop. Bevoegdheden die bij de dualisering expliciet aan het college zijn toegekend worden op regionaal niveau weer uitgevoerd door raadsleden die in het algemeen bestuur zitten (iets wat de wetgever bij ‘collegebestuurscommissies’ juist verboden heeft). Dat raadslid legt vervolgens, anders dan de minister in de toelichting van het wetsontwerp beweert, verantwoording af aan het college dat hem heeft aangewezen.
De betreffende verantwoordingsartikelen in de Wgr worden namelijk niet aangepast en hebben zoals hierboven beschreven een andere betekenis. Dat is toch de wereld op zijn kop: het college dat een raadslid ter verantwoording kan roepen! Waarna overigens datzelfde raadslid in de gemeenteraad het college weer ter verantwoording kan roepen.
Het lijkt me goed dat de minister nog eens zorgvuldig naar dit punt kijkt, voordat het wordt ingevoerd.
Fons Zinken says
De heer de Greef geeft ook hiermee aan dat het duale stelsel in de praktijk niet functioneert. In het Rechtspositiebesluit lokale gezagsdragers is opgenomen dat het college van B&W bepaalt van welke beroepsorganisatie een raadslid lid mag worden. De VNG, bolwerk van de landelijke politieke partijen, behartigd de belangen van zowel de uitvoering als de gemeenteraden. Een ongrondwettelijke spagaat. Daarbij gevoegd de aan de VNG verbonden beroepsverenigingen voor burgemeesters, wethouders en raadsleden die ook weer gedomineerd worden door leden van de landelijke politieke partijen. Deze belangenverstrengeling, ook met de Staten-Generaal, is een ernstige aantasting van de integriteit van onze grondwettelijke democratische rechtstaat. Dit alles wordt gesteund door de media. En dan vraagt men zich af waarom de kiezers geen vertrouwen meer hebben in de poliek.