Veerkracht, dat is wat de drie Groningse gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum willen tonen. Hoe? “Door als gemeente één stap terug te doen.”
Aan het woord is Meindert Joostens coördinerend wethouder transities voor de gemeente Delfzijl. “Een proeftuin” vat hij het project samen. Een proeftuin waarbinnen de gemeenten de regierol nemen. “Wij staan achter de stuurman en laten de praktijk aan de professional over.” Dat zijn 22 organisaties die zich hebben verbonden aan het project.
“De bedoeling is dat we allemaal over de eigen schaduw heen stappen. Goed kijken wie wat nou eigenlijk doet en wat er misschien wel dubbel gebeurt. Zo komt er meer helderheid en meer afstemming.” Uitgangspunt moet dan altijd de klant (de burger) zijn, die moet uiteindelijk zo goed en effectief mogelijk geholpen worden.
“Het lijkt voor de hand te liggen”, geeft Joostens toe, om even snel te concluderen: “maar het gebeurt niet.” Daarom zijn er vijftien casussen in het project bij de hand gepakt, concrete gevallen met een hulpvraag of behoefte uit één van de drie gemeenten. “De werkwijze voeren we zo proefondervindelijk in. We nemen flinke stappen, maar zijn ook voortdurend bezig met leren. Dat je doe je samen, maar dat betekent ook dat alle partijen daar bereidwillig tegenover moeten staan.”
Hulpvraag
Eén keer per maand komen alle organisaties bij elkaar om de casussen te bespreken met slechts één doel: het stroomlijnen en dus verbeteren van de dienstverlening. De centrale hulpvraag van de klant staat daar voorop. “En in de slipstream van die prio-vraag proberen we ook de andere problemen op te lossen.”
Tijdens de bijeenkomst worden er tussen de organisaties concrete afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over wie er voor de klant het eerste aanspreekpunt is. De opbrengsten worden neergelegd in de bijeenkomsten teamleiders en directeuren/bestuurders en bij beleid van gemeenten. Samen wordt betekenis gegeven aan de uitkomsten en worden er afspraken geformuleerd voor vervolgstappen. Eén gezamenlijk plan, in plaats van 22 afzonderlijke dus.
Doel
Er zal een modus gevonden moeten worden om handiger samen te werken en kennis te delen. “Uiteindelijk is het doel om de werkwijze op grote schaal toe te passen.” Want in de drie gemeenten is men er van overtuigd dat het deze kant op moet willen ze straks alle nieuwe taken het hoofd kunnen bieden.
Joostens geeft aan dat het ook van de gemeenten het één en ander vraagt en niet vanzelfsprekend is om op de regiestoel plaats te nemen. “De medewerkers bij de gemeenten moeten leren hoe ze ook zaken moeten loslaten. Dat ze niet meer aan het stuur staan, maar de praktijk aan professionals overlaten en daar ook vertrouwen in moeten hebben. De gemeente heeft een regierol maar dat is zeker geen vrijblijvende rol.”
Je zou het een ‘bottom-up approach’ kunnen noemen. De professionals van de uitvoeringsinstellingen geven op basis van expertise en ervaringen in de praktijk input voor het beleid van de gemeenten om de decentralisaties goed en efficiënt (“dat betekent dus ook binnen de gestelde budgetten”) uit te voeren.
Joostens is positief over de ingeslagen weg. “Het is nog een zoektocht en we zitten samen midden in het proces, daarom is het nog te vroeg om doelen voor de langere termijn te stellen.” Rond deze zomer denkt men die te kunnen gaan afgeven. Joostens: “Spannend, hoe dat straks in de praktijk zal gaan.”
Meindert Joostens verzorgt samen met Jelmer Mulder (gemeentesecretaris Appingedam) een deelsessie tijden het KING jaarcongres.
biancarutjes says
Geweldig! – En toch mis ik nog één ding, volgens mij essentieel. Bottum up begint bij de burger / cliënt / ervaringsdeskundige. Deze zou bij het maken van het beleid gehoord moeten worden. De professionals van de uitvoeringsinstellingen moeten ook allemaal nog leren te veranderen! Daar zit heel veel scheef en vind overlap plaats en zijn hiaten ontstaan.