Samenwerkend Toezicht Jeugd deed in vier gemeenten onderzoek naar de preventie van kindermishandeling. Van de knelpunten en positieve voorbeelden kunnen ook andere gemeenten het nodige opsteken.
Jaarlijks worden ongeveer 118.000 kinderen slachtoffer van allerlei vormen van kindermishandeling zoals verwaarlozing, fysieke mishandeling of seksueel misbruik. Ondanks alle inspanningen van overheden, organisaties en professionals is het aantal mishandelde kinderen de afgelopen jaren niet gedaald.
Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) onderzocht in Amsterdam Oost, Apeldoorn, Arnhem en Breda hoe gemeente en instellingen samenwerken bij het signaleren van risico’s in de leefomgeving van kinderen en de wijze waarop zij deze risico’s aanpakken om kindermishandeling te voorkomen. Deze vier gemeenten werden geselecteerd, omdat zij beschikken over een protocol voor een ‘sluitende aanpak’ van kindermishandeling.
Vroegtijdig signaleren van problemen
Voordat kindermishandeling ontstaat, is er vaak al enige tijd sprake van (opvoed)problematiek in een gezin. Signalen van dergelijke situaties dienen vroegtijdig te worden onderkend: vroeg in de levensloop van het kind en vroeg in de ontwikkeling van het probleem zelf. Door hier bijtijds en adequaat op in te spelen kan mishandeling vaak worden voorkomen.
Organisaties in de directe omgeving van het kind kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het signaleren van risico’s en problemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kraamzorg, verloskundigen, huisartsen, Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), jeugdgezondheidszorg (JGZ), voor- en vroegschoolse voorzieningen (kinderopvang, peuterspeelzaal) en scholen. Afhankelijk van de problematiek kunnen ook andere organisaties in beeld komen, zoals schuldhulpverlening, Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en de GGZ.
Naast het signaleren van problemen draait het vervolgens om het delen van informatie en het samenwerken van organisaties bij een integrale aanpak.
Samenwerking op gemeentelijk niveau
Tijdens het onderzoek trof STJ verschillende goede voorbeelden aan van signalering en samenwerking op gemeentelijk niveau. In Arnhem screenen verloskundigen hun cliënten mede op aspecten als werk, sociaal netwerk en psychische problemen. Zo nodig kan een jeugdverpleegkundige het gezin vier jaar lang volgen. In Apeldoorn krijgen gezinnen die niet naar het consultatiebureau komen een bezoek aan huis. Wordt de medewerker niet binnen gelaten en levert nader onderzoek niets op dan volgt een melding bij bureau jeugdzorg. In Breda dragen kinderopvang en peuterspeelzalen verplicht informatie over aan de basisschool voordat het kind op school start. En in Amsterdam Oost wordt bij multi-problem gezinnen een coördinator aangesteld die de inspanningen van verschillende hulpverleners op elkaar afstemt.
Knelpunten en verbeteringen
Ondanks de goede voorbeelden zijn er ook knelpunten die aangepakt moeten worden. Organisaties in de directe leefwereld van het kind (kraamzorg, JGZ, kinderopvang, scholen), maar ook organisaties en professionals die zich op de ouders richten (schuldhulpverlening, GGZ, AMW, huisartsen) dienen breder te kijken en meer alert te zijn op risico’s voor het kind. Gemeenten dienen zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen, het onderwijs en het zorgdomein. Zij dienen voorts het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren te stimuleren en te verbreden en daarnaast – in samenwerking met lokale organisaties – een integrale aanpak te ontwikkelen voor gezinnen met een cumulatie van risicofactoren en/of (beginnende) problemen.
Het rapport Meldcode: stap 0zal naar alle gemeenten worden gestuurd.
Geef een reactie