Stop met dat eindeloze gepraat over structuren, fusies en centralisatie. Start met sturen op onderlinge complementariteit.
Je kent dat wel: zo’n vrijdagmiddag in juli – blauwe lucht, geen wolkje aan de hemel – waarop half Nederland met z’n sleurhut afreist naar zonnige oorden. Drukte van belang. Maar veelal ook ’n prachtig moment om aan de weg te gaan werken. Prima omstandigheden om de infrastructuur weer eens wat op te pimpen. Halverwege het vorige decennium deden we dat nog: verschillende Rijkswaterstaat districten gingen op dat soort momenten aan de weg werken – zelfs zonder dat ze dat van elkaar wisten. Met uiteraard heftige gevolgen voor de doorstroming.
Inmiddels natuurlijk al lang verleden tijd: het publieksgerichte acteren is gelukkig diep geworteld in de Rijkswaterstaat-organisatie. Waarbij er permanent afstemming plaatsvindt tussen de infra- en de verkeersmanager met als doel om de mobiliteit (‘van A naar Beter’) maximaal te supporten. Uiteraard integraal, vanuit een corridor benadering. Gebruiker écht centraal dus.
Er is ook in de afgelopen jaren hard gewerkt aan een hele andere relatie met de markt. Waarbij onder het motto ‘markt tenzij’ nieuwe samenwerkingsvormen zijn geoperationaliseerd. Om zo optimaal gebruik te kunnen maken van de kracht van de markt. Denk daarbij aan het middels concurrentiegerichte dialoog realiseren van PPS achtige projecten. Gebaseerd op het principe van total cost of ownership. Om daarmee niet alleen over langere termijn financiële voordelen te kunnen incasseren maar veel meer te sturen op kerntaken. Waar je als overheid van bent. En hoe je optimaal gebruik kunt maken van dat marktmechanisme. Niet alleen voor bouw en onderhoud, maar ook de financiering. Prachtig voorbeeld dus van een geslaagde verandering, niet in de laatste plaats omdat ik er zelf een actieve bijdrage aan heb mogen leveren!
Bij een recent contact met een aantal decentrale overheden had ik een déjà vu. En leek het wel of ik zo’n jaar of tien in de tijd terugging. Met veel gelijkenissen met Rijkswaterstaat anno begin deze eeuw. In de sfeer ‘we bouwen een brug, jammer dat er straks een auto …’. Want in mijn rondgang hoorde ik werkelijk alles over infra-achtige issues voorzien van de meest ingewikkelde technische details, maar het thema ‘reiziger’ of ‘bereikbaarheid’ was gewoon non existent.
Kreeg nou niet direct de indruk dat de gebruiker al was doorgedrongen in de dagelijkse prioritering. In hun houding en gedrag dus. Maar wat ook opviel is dat er nog driftig op een klassieke wijze werd aanbesteed. Ontwerpen tot op het niveau van de bouten en moertjes. Jawel. Om dat dan vervolgens over de heg te kieperen om dan middels de economisch meest voordelige aanbieding het op de markt te zetten. Gek hé als dat dan daarna gedoe oplevert. Zeker in de huidige vechtmarkt tussen aannemers om voldoende werk binnen te halen …
Natuurlijk hebben we met elkaar gesproken welke stappen je moet zetten om dat publieksgerichte netwerkdenken écht geïmplementeerd te krijgen. Waarin het ook past om je meer te focussen op het invullen van je regierol waarbij je de daadwerkelijke uitvoering ervan kunt leggen bij partijen die daar hun core van hebben gemaakt. Sturen op onderlinge complementariteit heet dat in de volksmond.
Maar in deze tijd van schaarste zou je verwachten dat de verzilvering van deze verborgen kansen wel een hogere prioriteit zou mogen hebben dan dat eindeloze gepraat over structuren, fusies en centralisatie.
Wat weerhoudt ons toch – vraag ik me dan wel eens af?
Geef een reactie