Voordat het kabinet locaties aanwijst voor woningbouw, moet eerst het grondbeleid op de schop om te voorkomen dat winsten weglekken naar grondeigenaren. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) benadrukt het belang van de goede volgorde.
De gemeentekoepel reageert hiermee op het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) bouwen, waar de Tweede Kamer donderdag over debatteert. De VNG zette de gemeentestandpunten voor dat debat op een rij. De aanbevelingen uit het beleidsonderzoek krijgen veel bijval van de koepel. Met de kanttekening dat de timing dus ‘van het grootste belang’ is.
Vinex-prijsopdrijving
‘De Vinex-tijd, die inmiddels wél als een succesverhaal wordt beoordeeld, heeft duidelijk geleerd dat een andere volgorde juist leidt tot grote prijsopdrijving van grond,’ waarschuwt de VNG. ‘Voorkeursrecht, de omgang met zelfrealisatie en grondwaarde naar huidig gebruik zijn zaken die eerst moeten worden geregeld. Maak daarom haast met het aanpassen van het grondbeleid.’
De belangrijkste conclusie van het IBO is volgens de VNG dat de waardestijging op grond door het wijzigen van de bestemming, nu weglekt. ‘Om voldoende financiën te hebben om te kunnen bouwen is het noodzakelijk om voor de grond minder te betalen aan de oorspronkelijke grondeigenaar. Zolang de waardesprong terechtkomt bij de oorspronkelijke eigenaar en tussenhandelaren, wordt dit geld niet gebruikt voor de gebiedsontwikkeling en daarmee het dekken van publieke kosten.’
‘Veel geld lekt weg’
Een afzonderlijk onderzoeksrapport bevestigt dit probleem. ‘Veel geld lekt weg naar de eigenaren van de grond, die niet bijdragen aan de ontwikkeling ervan,’ aldus de deskundigen. ‘Ontwikkelaars zien vaak geen mogelijkheid om een redelijke winst te maken, en gemeenten lukt het vaak niet om de door hen te maken kosten voor de openbare ruimte te verhalen.’
Een gemeentelijke ‘planbatenheffing’ kan helpen de weglek tegen te gaan, denken de onderzoekers. ‘Dit is een heffing over het grondsurplus, het verschil tussen de waarde van grond waarop mag worden gebouwd en de waarde van die grond bij de functie (bestemming) die het daarvoor had. Het is dan minder nodig om publiek geld in te zetten, zoals woningbouwimpulsgelden of gemeentelijke bijdragen.’
De VNG en de Vereniging van Grondbedrijven noemen het ‘essentieel’ dat gemeenten niet met de rekening blijven zitten als projectontwikkelaars een te hoge prijs betalen aan grondspeculanten. De gemeentelijke ontwikkelkosten vallen daardoor soms niet meer te verhalen op de ontwikkelaar. ‘Dat is te gek voor woorden.’
Wettelijke prikkel
De gemeentekoepel dringt daarom aan op nieuwe wetgeving, ‘zodat ontwikkelaars een prikkel krijgen minder te gaan betalen voor grond. Op den duur wordt alle grond zo goedkoper, krijgt de gemeente via het kostenverhaal vaker haar geld terug, kunnen projecten vaker doorgaan en is minder subsidie nodig.’
Gemeenten zeggen hiermee niet dat de geldkraan van het Rijk dicht kan. Ze pleiten juist voor méér middelen, want ‘vooral kleine gemeenten kunnen de risico’s van grondaankopen onvoldoende dragen’. Subsidies en een ‘grondfaciliteit’ zouden bijvoorbeeld nodig blijven.
Geef een reactie