Meer innovatiekracht helpt ons de welvaart te behouden in deze tijd van mondalisering. Een recent rapport van de WRR gaat ons daar niet bij helpen.
Het rapport Naar een lerende economie van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid tracht antwoord te vinden op de vraag hoe we in een globaliserende wereld onze welvaart kan behouden. Volgens de WRR kunnen we niet op dezelfde weg voortgaan. Opkomende economieën zullen Nederland achterhalen. Investeren in onderwijs en onderzoek is nodig voor ons toekomstige verdienvermogen. Het rapport beschrijft maatregelen die de overheid kan treffen om de concurrentiekracht van de economie te verstevigen.
De jarenlange sanering van grote industriële en financiële concerns laat diepe sporen na. Onlangs werd bekend dat energiebedrijven verwachten komende jaren duizenden banen te reduceren. Banengroei moet vooral komen van het innovatievermogen van middelgrote en kleine bedrijven. Ik heb mij de afgelopen jaren intensief bezig gehouden met sociaal leren in organisaties. Leren en innoveren hangen nauw samen, maar zijn onderscheidend. Leren is een randvoorwaarde voor innoveren.
Het rapport geeft adviezen voor nieuwe arrangementen, stelsels en verbindingen. De WRR pleit voor ‘een specifieke innovatiestrategie voor zowel de zorg- als de onderwijssector’ en bevat een voorstel om ‘regerend en reagerend omgaan met afhankelijkheden’. Er wordt gesproken over responsiviteit, governance structuren en regionale agenda’s. Maar gaat dit helpen? Ik twijfel.
Dwaalspoor
De titel van het rapport zet de lezer direct op een dwaalspoor. ‘Lerende economie’ is onzin. Een lerende economie bestaat niet. Mensen kunnen leren en organisaties innoveren. We weten uit de managementliteratuur dat er veel redenen zijn voor een stroef verloop van innovatieprocessen. Kennis is niet het probleem, het leervermogen wel. Meer kennis leidt zelden tot succesvolle innovaties. Het gaat erom ervaringen om te zetten in praktische, uitvoerbare ideeën en projecten. Leren dus. Een lerende economie is gestoeld op het leervermogen van organisaties en professionals.
De politiek en maatschappelijke instituties storten zich dankbaar op de talrijke aanbevelingen uit het rapport. Er moet meer geld komen voor onderzoek, onderwijs, kwetsbare doelgroepen, specifieke sectoren et cetera. Leren en innoveren verworden op deze manier tot een onderwerp dat van iedereen en dus van niemand is. Het rapport besteedt slechts zijdelings aandacht aan de eigen verantwoordelijkheid van medewerkers en management. Dat is vreemd. Flexibilisering is aan de orde van de dag is, participatie het mantra en ZZP’ers zijn niet meer weg te denken.
De formulering ‘Werknemers moeten geprikkeld worden om hun kennis actueel te houden’ is tamelijk onbenullig. Veel organisaties benutten beschikbare kennis onvoldoende. Zij ontberen mechanismen om praktijkervaringen te borgen in nieuwe processen en diensten. Het aanpassingsvermogen van organisaties is met andere woorden onvoldoende. Hoewel mensen kennis verwerven, blijven organisaties lang volharden in verouderde werkmethoden.
Echt leergedrag
Tot slot valt de beperkte interpretatie van leren in het rapport op. Talrijk zijn de aanbevelingen voor de onderwijs- en kennissector. In mijn ogen miskent de WRR het echte leergedrag van volwassen medewerkers. Zij leren (ook en vooral) informeel. Via spontane verbindingen ontstaan spannende ideeën. Bij een voltijdse baan hebben medewerkers in ons land ruim 1600 uur per jaar gelegenheid om samen te leren.
Het belang van formele educatie wordt overschat, ervaringsleren en sociaal leren zijn in de praktijk van bedrijven en instellingen veel belangrijker. Kenniswerkers bijvoorbeeld leren vooral door samen te doen en elkaar te stimuleren.
Het rapport Naar een lerende economie agendeert een belangrijk thema: hoe kunnen we welvaart behouden in een veranderend mondiaal speelveld? De WRR werkt dit uit voor een kaderstellende en faciliterende overheid. Hierdoor raakt het zicht op echte oplossingen vertroebeld. Echte oplossingen versterken het sociaal en informeel leren binnen organisaties.
Er daalt in het rapport een beleidsluier neer van arrangementen, instituties, subsidies en regelgeving. Dat kost veel geld. Ik ben benieuwd welke bestuurder, manager of professional meent dat de innovatiekracht hiermee wordt versterkt.
Echt innovatief?
Nomineer een werkwijze die gemeenten werkelijk verder brengt >>
Geef een reactie