Veel overheidsvennootschappen kennen een raad van commissarissen. Veel overheden willen daarbij ook een commissaris aanwijzen die hun belangen dient, om beter grip te houden op de vennootschap. Maar: de overheidscommissaris verdraagt zich slecht met de huidige wet, en lijkt vooral een sprookje.
Voorop moet worden gesteld dat commissarissen altijd natuurlijke personen moeten zijn. Dat is bij zowel een naamloze vennootschap, besloten vennootschap als coöperatie wettelijk verplicht. Rechtspersonen, de enige andere ‘personen’ die het burgerlijk recht kent, kunnen dus nimmer commissaris zijn. De ratio hierachter was dat het commissariaat een persoonlijke taakvervulling vereist, om het onafhankelijke toezicht te borgen.
Commissarissen vervullen hun taak dus altijd op persoonlijke titel. Een wethouder of burgemeester die commissaris is, legt hierover dan ook géén verantwoording af aan de gemeenteraad. Er is daarmee géén sprake van door het college of de burgemeester gevoerd bestuur. Al leek de regering hier bij de invoering van de Gemeentewet nog anders over te denken, het systeem van het Burgerlijk Wetboek sluit handelen namens de gemeente als rechtspersoon simpelweg uit.
Vertrouwen van de raad
Dat een burgemeester of wethouder geen verantwoording hoeft af te leggen over zijn handelen als commissaris, laat onverlet dat de gemeenteraad wel het vertrouwen kan opzeggen in de betreffende functionaris indien het handelen als commissaris (net als iedere andere handeling als natuurlijke persoon) hiertoe aanleiding geeft volgens de raad.
Verder heeft de Hoge Raad al in 1949 bepaald dat commissarissen zich hebben te richten naar het belang van de vennootschap, en juist dit belang moeten overwegen wanneer dat zou botsen met het belang van een of meer aandeelhouders. Voor zowel de raad van commissarissen bij de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap als de coöperatie is dit ook gecodificeerd in het Burgerlijk Wetboek. Een commissaris moet dus altijd handelen in het belang van de vennootschap, en kan niet handelen namens de overheid die hem heeft aangewezen.
Sterker nog: bij botsende belangen mag de commissaris zelfs niet deelnemen aan de beraadslaging of de besluitvorming rond dat besluit. Doet de commissaris dit toch en berokkent hij daarbij schade, dan is hij hiervoor aansprakelijk. Het vertegenwoordigen van de gemeente is strikt genomen geen persoonlijk belang van de betreffende functionaris, maar via de redelijkheid en billijkheid heeft de Amsterdamse Ondernemingskamer toch beslist, meerdere keren zelfs, dat ook een ‘vertegenwoordingsbelang’ moet leiden tot afzijdigheid bij belangenconflicten (al ging het bij die zaken niet over overheden).
Beperkte rol overheidsbelangen
Juist wanneer je dus wilt dat de commissaris namens de gemeente handelt, zou hij zich moeten onthouden van deelname aan de beraadslaging of besluitvorming. Dat laat onverlet dat een raad van commissarissen op wel de belangen van aandeelhouders (waaronder overheden). Deze mogen ook een beperkte rol spelen bij de belangen van de vennootschap (de zorgvuldigheidsverplichting). Maar wat voorop dient te staan, is het succes van de onderneming.
Bij stichtingen en andere verenigingen dan coöperaties is het niet anders, al wordt daar meestal gesproken van een raad van toezicht. Bij de Eerste Kamer is een wetsvoorstel aanhangig om dit ook te codificeren. Wanneer dat in werking treedt, gelden voor deze categorie dezelfde eisen van natuurlijke personen die het belang van de rechtspersoon moeten dienen.
Hoewel overheden dus vaak nog hechten aan een commissaris die hen meer grip geeft, en namens hen toezicht houdt op de vennootschap, coöperatie of stichting, blijkt de overheidscommissaris vooral een mooi verhaal uit vervlogen tijden – en niet een positie die echt nog bestaat.
Geef een reactie