Inwoners zijn te porren voor participatie als er iets voor ze te ‘halen’ valt. Gemeenten willen álle inwoners betrekken, maar dat is niet realistisch. Temper de ambities, en probeer te doorgronden wat inwoners drijft.
Gemeenten hebben met het stimuleren van participatie de beste bedoelingen. Toch zijn diezelfde gemeenten ondertussen vaak bezig met hun eigen ambities en behoeften als zij inwoners proberen te betrekken bij het beleid. In vrijwel alle rekenkameronderzoeken naar lokale participatie waar ik bij betrokken was, gaapte zo’n kloof tussen inwoners en gemeenten.
Werkelijkheid van gemeentehuis
In de praktijk is van groot belang dat je rekening houdt met de motivatie van inwoners. Gemeenten zouden daarom niet alleen moeten handelen vanuit hun eigen logica en ambities. Als participatie gaat om het betrekken van de inwoner, dan moet participatie ook expliciet aansluiten op de wensen van de inwoners. Maar helaas zie ik nog al te vaak dat ambtenaren spreken in beleidstaal en blijven hangen in de werkelijkheid van het gemeentehuis.
Participatieprocessen waarbij de gemeente effectief inwoners weet te betrekken zijn dan ook schaars. Gemeenten willen bijvoorbeeld input voor een Omgevingsvisie in het kader van de Omgevingswet. Helaas blijkt zo’n visie voor inwoners veel te abstract. Het zijn vooral de ‘usual suspects’ die hun weg toch al wisten te vinden, die men uiteindelijk hiermee bereikt.
Leunen op buurtverenigingen
Gemeenten proberen ook overheidsparticipatie aan te moedigen, door middel van subsidies of speciale budgetten. Hiervoor leunen zij vaak op buurt- en wijkverenigingen, maar die verhouding is ook ingewikkeld. Verenigingen weten wat er speelt en zetten zich in voor de buurt. Ze organiseren bijvoorbeeld straatbarbecues of beheren een buurtvlindertuin. Anderzijds organiseren ze zich ook ‘tegen’ de gemeente op bepaalde thema’s (Hier geen windmolens!), wat samenwerking rond participatie voor gemeenten bemoeilijkt.
Inwoners willen best participeren, maar alleen als het hen uitkomt. Ze komen in actie als de gemeente fouten maakt of hun directe leefomgeving (‘stenen en groen’) in het geding is. Denk aan de bouw van huurhuizen waar eerder koopwoningen beloofd waren. Dit kan dan een rationele beleidskeuze zijn, maar als gemeenten hierbij geen rekening houden met de realiteit van inwoners is een ‘succesvol’ participatieproces onmogelijk.
Bescheiden doel
Een gemeente moet daarom beginnen met de vraag: ‘Wat kunnen inwoners eruit halen?’ Met andere woorden, waarom zou een inwoner precies met de gemeente in gesprek willen, als de basisbereid daartoe er al is? Het antwoord hierop is de basis voor je participatieproces. Torenhoge participatieambities kunnen dan plaatsmaken voor een meer bescheiden doel: participatie áls een participant daarop zit te wachten.
Juliette Mies is adviseur bij PBLQ en doet regelmatig onderzoek naar gemeentelijk participatiebeleid. Zij heeft een achtergrond in organisatiewetenschappen en adviseert publieke organisaties op het gebied van verandermanagement.
Dit is de slotaflevering van een viertal zomerblogs over participatie bij gemeenten. De auteurs zijn deskundige adviseurs en onderzoekers van de gemeentelijke praktijk, verbonden aan PBLQ. De vier blogs zijn hier te vinden.
Geef een reactie