Het sociaal domein kent nogal wat subsidies voor vernieuwende lokale initiatieven. Gemeenten laten hier kansen liggen. Willen de regelingen zichtbaar bijdragen aan duurzame veranderingen, dan moeten ze worden ingebed in een bredere infrastructuur. Dat is een van de eerste conclusies van een lopende verkenning van zo’n 35 regelingen voor innovatiesubsidies.
Subsidies zijn er in vele soorten en maten. Bijvoorbeeld voor bewoners die samen mantelzorg willen gaan verlenen. Aan een stichting die fietsmaatjes koppelt aan mensen met een beperking. Of voor een vernieuwend preventief concept voor tienermoeders. Een inventarisatie leert dat er ongeveer 35 gemeenten zijn met een regeling die in het bijzonder op innovatie in het sociaal domein is gericht.
Helpt het?
Al die regelingen worden momenteel onder de loep genomen door Scale Matters, samen met studenten bestuurs- en organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht. De gemeenten met een innovatiesubsidie vormen een bont gezelschap, zo blijkt. Het betreft grote en middelgrote steden als Den Haag, Amersfoort en Haarlem, en kleine zoals Alphen Chaam, Lopik en Renkum, verspreid over heel Nederland. Alleen Zeeland en Flevoland komen er bekaaid af.
De looptijden verschillen van kortlopende subsidiepotten die krap een jaar bestaan tot regelingen die de maximale vijf jaar benutten. De jaarlijkse budgetten variëren van enkele tienduizenden euro’s tot meerdere miljoenen. Bij de volledig geanalyseerde regelingen tot dusver, gaat het om 654 aanvragen. Daarvan zijn er 315 toegekend. Gemiddeld krijgt dus een op de twee aanvragers een toekenning.
Helpen zulke subsidies nu om duurzame vernieuwing in zorg, participatie en werk tot stand te brengen en daarmee bij te dragen aan de transformatie in het sociaal domein? Drie eerste conclusies op weg naar een antwoord.
Op eigen benen
Wat de meeste regelingen gemeen hebben, is dat zowel in de subsidieverordening als naar de mening van verantwoordelijke ambtenaren het duurzame karakter van de ondersteunde initiatieven zwaar meeweegt. Met andere woorden: heeft een initiatief het in zich om na afloop van de subsidieperiode op eigen benen verder te kunnen? In sommige gemeenten, zoals Helmond, is zicht op duurzaam voortbestaan zelfs een harde eis.
Dat past allemaal bij het transformatiedenken en zet de regelingen apart van bijvoorbeeld reguliere budgetten voor bewonersinitiatief, van waaruit allerlei eenmalige activiteiten worden gefinancierd. Maar juist bij zo’n nadruk op de toekomstige potentie van het initiatief is de vraag of er niet wat meer nodig is dan alleen een subsidie.
Meer zichtbaarheid
Vrijwel alle ondervraagde gemeenten en de twee provincies zeggen méér te doen dan alleen een beschikking uitschrijven. Zo worden aanvragers al in een vroeg stadium doorverwezen naar potentiële andere financiers, en iedereen wijst op interessante partijen om mee samen te werken. Dat is vaak nodig, want bij een deel van de regelingen is cofinanciering een eis. Iets meer dan de helft geeft tips en adviezen bij het opstellen van de subsidieaanvraag.
Actieve betrokkenheid bij de uitvoering van een eenmaal toegekend project is daarentegen veel minder groot. Misschien draagt dat er toe bij dat 70 procent van de betrokken ambtenaren de zichtbaarheid van de opbrengsten van de regeling ziet als een stevig verbeterpunt. De opzet van de regelingen lijkt te missen dat de resultaten van de ondersteuning voor het voetlicht komen. Zoals een van de respondenten aangaf: ‘dan zou er meer spin-off kunnen ontstaan’.
Vooruitkijken
Veel van de regelingen hebben zelf een experimenteel karakter, en slechts een paar zijn tot dusver (tussentijds) geëvalueerd. Hoewel 60 procent van de ambtenaren positief gestemd is over interne afstemming rond de subsidieaanvragen, zijn de regelingen niet of nauwelijks ontworpen om verder vooruit te kijken. Het is niet gezegd dat dat moet, maar het past wel bij de ambitie dat de subsidies bijdragen aan duurzame vernieuwing.
Wellicht belangrijker en urgenter, is dat het gaat om innovaties in een domein waar de lokale overheid een van de belangrijkste financiers is van het bestaande aanbod. Dat betekent dat kansrijke initiatieven voor hun bekostiging vroeg of laat toch weer de overheid zullen tegenkomen. Dan niet in het kader van een incidentele subsidie, maar eerder als opdrachtgever of inkoper. Zulke lijnen worden bij de meeste regelingen nog niet gelegd of alleen ad hoc. Waar er wel wat meer oog voor is, zoals in Dordrecht, kijkt men ook of initiatieven echt zelfstandig moeten blijven bestaan of bijvoorbeeld beter bij een andere bestaande organisatie terechtkunnen.
Aan de slag
Dit soort constructies, en de manier waarop innovatiesubsidie sterker verankerd kan worden in het complexe web van financiering en ondersteuning in het sociaal domein, staan centraal in de ontwerpende fase van het onderzoek. Gemeenten gaan in ontwerpsessies met elkaar aan de slag, met als inzet dat de nieuwe concepten voor hospices, de vrijwillige vervoersdiensten of gezonde voedingsinitiatieven die het nu met eenmalige subsidie doen, daar de vruchten van gaan plukken.
Martijn Arnoldus houdt zich als oprichter van Scale Matters bezig met het versterken van de infrastructuur en financiering voor innovatie rond actuele maatschappelijke vraagstukken.
Geef een reactie