De huidige coronacrisis dreigt ook de democratische besluitvorming lam te leggen. Fysieke bijeenkomsten moeten zoveel als mogelijk worden vermeden. En gemeenteraden hebben daarin ook een voorbeeldfunctie. Toch moet het besturen van de gemeente doorgaan. De colleges van B en W zijn nu leidend. Maar wat is in een crisissituatie de rol van de gemeenteraad?
Bij de coronacrisis is sprake van een zogenaamd GRIP-4 niveau. Dat betekent dat regionale en landelijke autoriteiten leidend zijn. De noodverordeningen die de Veiligheidsregio’s hebben uitgevaardigd zijn voor gemeentebesturen dan ook een voldongen feit. Ze hoeven niet, anders dan bij noodverordeningen van de ‘eigen’ burgemeester, naderhand door de gemeenteraad in de eerstvolgende vergadering te worden bekrachtigd.
In dit geval geldt het parool dat minister-president Rutte hanteert: respecteer de oordelen van deskundigen en volg hun adviezen op. Wat dat betreft is er trouwens wel sprake van een kleine paleisrevolutie in het Torentje. Kort geleden waren er diverse deskundigenrapporten over de stikstofcrisis en alle uitkomsten en methoden werden alom betwist. Het betwisten van deskundigenrapporten, of ze nu wetenschappelijk waren of anders, leek wel een nationale sport geworden. Nu zijn de meningen van het RIVM en andere deskundigen plotsklaps wél de hoeksteen van het coronabeleid. Het kan verkeren.
Besluitvorming
Terug naar de raad. Ook in gemeenten moet het besluitvormingswerk kunnen doorgaan: door onder andere benoemingen te doen en bestemmingsplannen en verordeningen vast te stellen. Zo kunnen inwoners en bedrijven, voor zover mogelijk binnen de crisismaatregelen, door met hun werk. Het parool van veel gemeenteraden is nu: vooralsnog niet fysiek vergaderen om daarmee de kansen op besmetting niet te vergroten. En ook invulling te geven aan de voorbeeldfunctie van het gemeentebestuur.
Om als raad besluiten te kunnen nemen is het (aanwezigheids)quorum nodig: de helft van het aantal leden plus één. Als deze leden de presentielijst getekend hebben, kunnen er besluiten worden genomen. Of zo’n constructie wenselijk is en hoe dat raakt aan de verhouding tussen coalitie en oppositie, zijn weer andere vragen. Daar kun je onderling afspraken over maken.
Mocht het quorum niet worden gehaald, dan kan de burgemeester een tweede vergadering uitschrijven, met op de agenda geen andere onderwerpen dan zoals geagendeerd voor de eerste vergadering. Dan is de aanwezigheid van slechts één raadslid voldoende om besluiten te nemen. Een soort designated survivor-constructie, bijvoorbeeld met de nestor van de gemeenteraad. Theorie, zult u zeggen, maar het kan en mag wel.
Vormen van digitale besluitvorming, veel geopperd, zijn echter niet toegestaan. Dat kunnen we Thorbecke moeilijk aanrekenen. Andere vormen van gemeentelijk- of raadsoverleg zijn vormvrij, dus daar kan naar hartenlust mee geëxperimenteerd worden.
Terugwerkende kracht
Het ministerie van Binnenlandse Zaken zou duidelijkheid kunnen en moeten scheppen in dit soort situaties. Dat gebeurt echter allerminst. In een eerste bericht over de continuïteit van het openbaar bestuur noemde het ministerie als optie dat, indien er in een digitale beraadslaging van de raad geconcludeerd wordt dat ‘er geen behoefte is aan stemming, onder deze uitzonderlijke omstandigheden ook kan worden gesteld dat een besluit geacht wordt te zijn genomen.
En dit moet dan in de eerstvolgende fysieke vergadering met terugwerkende kracht worden bekrachtigd. ‘Besluitvorming met terugwerkende kracht kan niet ten aanzien van besluiten ten nadele van burgers of bedrijven. Voor die situatie verdient het aanbeveling dat de burgemeester zijn bevoegdheid om een noodverordening vast te stellen gebruikt.’
Aangepast
Een nuttig staaltje van bestuurlijk meedenken van het ministerie. De ontstane spanning tussen bestuur en recht wordt creatief opgelost. Dat zou je kunnen denken althans. Want nadat dit bericht de wereld was ingestuurd volgt de een dag later een correctie (versie 2). De noodverordening is uit het bericht verdwenen en de tekst luidt nu: ‘Het is voorstelbaar dat in een digitale beraadslaging wordt nagegaan of er behoefte is aan stemming. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen, aldus artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet. Indien ten minste één raadslid wel om stemming verzoekt, dient de stemming te worden uitgesteld tot de eerstvolgende fysieke raadsvergadering.’
Spoor bijster
Over de eerste versie kun je inderdaad twisten, maar de tweede versie lijkt mij onjuist. In de tekst voorafgaand wordt namelijk betoogd dat je alleen in een fysieke vergadering kunt stemmen. Maar nu wordt een ‘unaniem besluit’ in een beraadslaging ook tot raadsbesluit gebombardeerd. En het aangehaalde art. 32, lid 3 gaat enkel over besluitvorming en niet over beraadslaging.
Onduidelijk blijft ook wat er precies allemaal in de tweede versie is gewijzigd en waarom. Kortom: zoek zelf de verschillen. Zeg dan liever als ministerie: ‘Deze versie vervangt de vorige en wel omdat…’ Met de eerste variant was de raad, ook in een crisissituatie, niet reddeloos verloren. Met de nu gegeven correctie ben ik het spoor bijster. Op dit soort departementaal paniekvoetbal zit niemand te wachten.
Gerrit Hagelstein is raadsgriffier in de gemeente Ede
Wim Advokaat says
Als raad moeten we nu juist daadkracht en solidariteit uitstralen.
Is ons werk niet net zo belangrijk als die van winkelpersoneel of hulpverleners e.v.a.
We geven, volgens mij, het verkeerde signaal als ons democratisch werk niet doorgaat.
De bezorgdheid is begrijpelijk en ik wil ook zeker niet de crisis bagatelliseren.
Als we ons houden aan de richtlijnen van het RIVM dan kunnen we de risico’s beperken.
(Publicatie van een foto kan juist een positieve bijdrage leveren.)
Een raadsvergadering is dan minder risico vol dan boodschappen doen.
Als raadslid voel ik me mede verantwoordelijk en solidair voor al die mensen die
hun werkzaamheden moeten uitoefenen. Zoals Politie, Brandweer (met ze alle in een cabine),
zorg medewerkers, schoonmakers en winkelpersoneel.
Die mensen lopen meer gevaar dan wij als raadsleden met voorbeeld functie en als hoogste orgaan.
Wij zijn bestuurders en het besturen gaat gewoon door wat mij betreft,
met inachtneming van de regels.