Van alle problemen bij inwonersparticipatie lijkt praktisch agendabeheer een van de meest hardnekkige. De gemeente wil inwoners echt betrekken. Bij de RES (Regionale Energietransitie), bij de omgevingsvisie, bij de woonvisie, bij jeugd- en fietsbeleid, bij het maken van een groenvisie, watervisie en/of bomenplan. Wat je niet wil is dat inwoners participatie-moe worden. Een participatie-agenda, hoorde ik opperen. Is dat de oplossing?
Gemeentelijke beleids- en visiemakers zijn gedreven lieden, ik zie ze dagelijks, ze werken vastberaden door. Telkens een – groot of klein – steentje bijdragen aan een betere, schonere, gezondere of leefbaardere toekomst voor hun gemeente. Meestal is er een (wettelijke) deadline waar ze zich zeker aan gaan houden. Ze gaan door roeien en ruiten. Stap 1-2-3, ze werken systematisch toe naar het eindresultaat. Op enig moment gaan ze ‘naar buiten’. Een absolute must om ‘van buiten’ meningen en ideeën op te halen. Om het stuk beter te maken, om betrokkenheid en draagvlak te organiseren. Om inwoners het gevoel te geven dat er naar ze wordt geluisterd.
Participatieparagraaf
In het gereedschapskistje van communicatiespecialisten zit een hele verzameling van laagdrempelige en interactieve werkvormen. Want uiteraard ontbreekt in geen enkel beleidsstuk de participatieparagraaf. En terwijl aan de ene kant de verwachtingen niet te hoog gespannen moeten zijn om teleurstellingen te voorkomen, wordt er aan de andere kant alles uit de kast gehaald om de inwoners erbij te betrekken. Niet enkel de diehards, maar vooral die anderen die nooit komen. Over de bereidheid van inwoners om mee te praten schreef ik de vorige keer, maar daar komt dus nóg een probleem bij: hoe zorgt de gemeente dat ze inwoners niet overvraagt? Als er per maand gemiddeld aan drie of vier beleidsstukken wordt geschreven, dan bestaat het gevaar dat inwoners elke week wel een uitnodiging krijgen om mee te praten.
Beleidsagenda
Er moet dus worden gecoördineerd. En hoe gaat dat? Er komt een beleidsagenda en een participatiekalender. Simpelweg om te bepalen wie welke week ‘naar buiten’ mag. Dat betekent dat soms een onderwerp moet wachten. Ieder op z’n beurt. Het is niet anders. En de verhitte hoofden van gemeentelijke beleids- en visiemakers spatten zowat uit elkaar van stress en ambitie. ‘Mijn beleid is belangrijker dan het jouwe, mijn stuk moet sneller klaar, want de wethouder wil het. Dat van mij moet echt nu af, want we zijn al zo lang bezig met onze partners. Nee, mijn visie moet klaar, want het is nu het momentum.’ Onmogelijk om dit te coördineren zonder iedereen teleur te stellen.
Logistiek probleem
Is dat dé oplossing? Denken we niet te traditioneel vanuit onze gemeentelijke agenda, vanuit wat wij willen bereiken? Zetten we inwoners weer in als instrument om onze doelen te realiseren? We lijnen als het ware inwoners uit op basis van onze planningen, we zien ze als logistiek probleem. Veel beter zou het zijn als de gemeente aansluit op de agenda van inwoners in plaats van andersom. Veel directer is het als thema’s of problemen van inwoners zelf centraal staan. Wat maakt het eigenlijk uit onder welk label ‘we’ naar buiten gaan? Inwoners willen praten over parkeren in hun wijk, over groenonderhoud, over voorzieningen. Of deze inzichten en meningen belanden in de omgevingsvisie of wijkaanpak, dat zal ze toch worst wezen. Als er maar iets goeds gebeurt.
Nascheiden
Het is zo ingewikkeld niet om alles wat er is opgehaald vervolgens te gaan sorteren en ‘nascheiden’ voor elk relevant in de maak zijnde beleid. Deze stapel heeft iets te maken het groen in de wijk. Wie wil deze meenemen? En deze reacties hebben te maken met wonen de komende tien jaar. Wie kan deze gebruiken? Kortom, maak geen participatiekalender, maar nodig uit om een agenda van de wijk te maken. Dan worden inwoners niet participatie-moe, want ze gaan zelf over hun eigen agenda en praten mee over wat zij belangrijk vinden.
Geef een reactie