In 2015 is de bedrijfsvoeringsorganisatie geïntroduceerd in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een lichtere vorm van samenwerking, uitsluitend voor ondersteunende processen en uitvoeringstaken. Veel meer zegt de wet er niet over, maar in de parlementaire behandeling is daar wel het een en ander aan toegevoegd.
In de Memorie van Toelichting werd opgemerkt dat de bedrijfsvoeringsorganisatie is bedoeld voor taken waarbij de beleidsruimte gering of zelfs afwezig is; taken die een ‘beleidsneutraal’ karakter hebben. En dat het moet gaan om taken die naar hun aard weinig of geen bestuurlijke sturing en controle nodig hebben. De regering dacht daarbij aan het opleggen van belastingaanslagen, het invorderen van belastingen, groenvoorziening, afvalinzameling, gemeentereiniging, leerlingenvervoer en het uitvoeren van de Leerplichtwet.
‘Bepaalde beleidsruimte’
De Nota naar aanleiding van het verslag was grotendeels een herhaling hiervan: beleidsmatige keuzes zouden bij de gemeentebesturen liggen. Wel erkende de regering dat er altijd een bepaalde beleidsruimte is bij de uitvoering. Het is aan de deelnemers in de gemeenschappelijke regeling om te bepalen of de taken niet te beleidsrijk worden. In antwoord op vragen van de Eerste Kamer bevestigde de minister dat nogmaals. Ook noemde hij nog als voorbeelden doelgroepenvervoer en inkoop.
Kortom: het is aan de colleges bij het treffen van de gemeenschappelijke regeling om te bepalen of taken niet te beleidsrijk zijn, en de gemeenteraden moeten daarop toetsen wanneer zij toestemming verlenen voor het optuigen of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling. Beleidskeuzes liggen bij de gemeentebesturen, dus niet bij het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Eventuele beleidsregels zouden naar mijn idee dan ook door het college van burgemeester en wethouders moeten worden vastgesteld, iets wat ook mogelijk is. Wel mag er in de uitvoering enige beleidsruimte zijn om zorgvuldige afwegingen te maken, en ik zou daaraan willen toevoegen: om maatwerk mogelijk te maken.
Delegatie of mandaat?
Een blijkbaar ingewikkeld vraagstuk, is hoe een bedrijfsvoeringsorganisatie aan zijn bevoegdheden komt. Steeds vaker lees ik in ambtelijke adviezen en in stukken van de adviesbranche en advocaten, dat alléén met mandaat mag worden gewerkt. Een hardnekkig gerucht dat maar moeilijk te bestrijden is, tenzij men de wet zou lezen natuurlijk.
De Wgr maakt delegatie aan een bedrijfsvoeringsorganisatie namelijk expliciet mogelijk. Alle bevoegdheden tot regeling en bestuur van de deelnemende colleges kunnen worden overgedragen. Het enige wat niet mag worden overgedragen is de bevoegdheid algemeen verbindende voorschriften (zoals verordeningen en nadere regels) vast te stellen of belastingen in te voeren.
Ook in de memorie staat onomwonden dat colleges kunnen kiezen tussen delegatie en mandaat waar het gaat om taaktoekenning aan de bedrijfsvoeringsorganisatie. Die keuze heeft natuurlijk wél gevolgen voor de verantwoordingslijnen, maar dat wil niet zeggen dat er geen keuze is.
Geen raadsbevoegdheden
Geldt er verder dan helemaal geen beperking? Jawel, want vanzelfsprekend mogen de colleges alleen hun eigen bevoegdheden overdragen. Het kan bij een bedrijfsvoeringsorganisatie dus nooit om raadsbevoegdheden gaan. Maar buiten dat kent de wet geen belemmeringen. Wel kan de aard van een bevoegdheid zich verzetten tegen delegatie, bijvoorbeeld als de over te dragen bevoegdheid té beleidsrijk wordt.
Dat zou, gelet op de parlementaire geschiedenis, niet passen bij de bedrijfsvoeringsorganisatie en het ontbreken van interne controle binnen die organisatie. Dezelfde beperkingen gelden bij mandaat. Het college kan wederom alleen eigen bevoegdheden mandateren, maar niet de bevoegdheid algemeen verbindende voorschriften vast te stellen. En ook hier kan via de aard van de bevoegdheid getoetst worden of de gemandateerde bevoegdheid niet te beleidsrijk is.
Niet lezen
Wie denkt dat na zes jaar voor velen wel bekend zou zijn wat wel en niet mag, komt dus bedrogen uit. Deels zal dit liggen aan de vaagheid van de wet, maar deels ook aan het gewoon niet lezen ervan. Anders zouden deze elementaire zaken niet voortdurend over het hoofd worden gezien.
Geef een reactie