Een experiment met de federatiegemeente in Noord-Brabant ging niet door, na onder andere een brief van de minister. In de daaropvolgende Thorbecke-lezing zei diezelfde minister Ollongren van BZK experimenten met de federatiegemeente niet te willen blokkeren. Anderhalf jaar later zit er nog steeds geen schot in de zaak.
Eind 2018 schreef ik op deze site over het sneuvelen van de federatiegemeente door besluiteloosheid bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Maar papier is geduldig, en in de memorie van toelichting bij de nieuwste begroting van het ministerie staat dat de minister nieuwe concepten zoals de federatiegemeente verder wil uitwerken, waarna bezien wordt of wetswijziging nodig is.
Hoop voor experiment
Het leidde tot een oproep aan gemeenten om zich te melden voor experimenten. Er lijken zelfs geïnteresseerden te zijn: de GroenLinks-fractie in de gemeenteraad van Wormerland wil experimenteren met een federatie met de gemeenten Oostzaan, Landsmeer en Waterland. Er lijkt dus hoop te zijn voor een experiment!
Toch is het idee van de federatiegemeente nog steeds niet uitgewerkt. Het concept zoals professor Elzinga dat eerder deze eeuw beschreef, leek vooral op een ambtelijke fusie. Terwijl het concept van de Kempengemeenten in Noord-Brabant juist uitging van een eigen democratisch gelegitimeerd bestuur op regionaal niveau. Berenschot werkte de modellen uit, maar dat rapport is nog niet openbaar gemaakt.
Vier modellen
Het rapport beschrijft vier modellen: twee waarbij er een gekozen bestuur is op regionaal niveau, en twee met een soort deelgemeenten. Uitgangspunt voor alle modellen is dat gemeentebesturen zelf vrijwillig kiezen voor de vormgeving. Op die manier wordt strijd met hoofdstuk 7 van de Grondwet voorkomen. De grondwetgever ging immers expliciet uit van de mogelijkheid dat zowel bovengemeentelijk (regionaal) als op binnengemeentelijk niveau organen zouden kunnen ontstaan met gekozen volksvertegenwoordigers.
In reactie op vragen van de VVD-fractie gaf minister Ollongren aan dat er geen vastomlijnd concept is van de federatiegemeente. De minister wil niet te veel focussen op een specifiek model. ‘Het begint bij de opgaven en de oplossingen moeten daarop aansluiten.’ Wat dit concreet betekent is een raadsel, maar het leidt in elk geval tot uitstel.
Binnen de wet
De vier varianten van Berenschot worden in de reactie teruggebracht tot twee hoofdmodellen: bovengemeentelijk en binnengemeentelijk. Beide varianten hebben volgens de minister nadelen, daarin heeft ze natuurlijk gelijk, maar ze erkent ook dat ze passen binnen de kaders van de Gemeentewet en de Grondwet.
Bij de aanstaande wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen werden opnieuw vragen gesteld rond de federatiegemeente, met name waarom er géén experimentbepaling was opgenomen. De minister kwam met een zeer nietszeggend antwoord. De ‘reden’ voor het niet opnemen van een experimentbepaling is dat zo’n bepaling nauwkeurig omschreven moet worden en dat het concept federatie onbepaald is.
Minister blokkeert
Hier belanden we in Catch 22-gebied, oftewel een paradoxale situatie waaruit niet te ontsnappen valt. De minister wil niet te concreet worden, maar experimenten moeten dat wel zijn, anders gaan ze niet door. Zo blokkeert ze effectief elke voortgang. We draaien nog steeds in hetzelfde rondje als in 2018. Ook voert de minister aan dat ze niet weet of er behoefte is aan een experimentbepaling. Die behoefte zal er ook niet zijn zolang onduidelijk blijft wat een experiment kan behelzen.
Nu lijkt het misschien alsof ik een groot voorstander ben van het model federatiegemeente. Het gaat mij echter niet om dit model, maar om het feit dat er gekeken wordt naar nieuwe oplossingen voor de gebrekkige democratische legitimatie op regionaal niveau. Het gemeentebestuur wordt steeds verder uitgehold door regionale taakuitoefening, de democratische legitimatie moet echter nog altijd door de gemeenteraden worden geboden.
Grenzen bereikt
Zoals ik als genodigde bij een hoorzitting in de Tweede Kamer al vertelde, heeft de Wet gemeenschappelijke regelingen haar grenzen echt bereikt. Experimenteren met nieuwe modellen biedt een uitweg. Het maakt duidelijk of een model wel of niet werkt, zodat het model niet boven de markt blijft hangen.
Minister Ollongren lijkt in lezingen en beleidsbrieven een groot voorstander van experimenteren met nieuwe modellen, maar als puntje bij paaltje komt en de minister haar verantwoordelijkheid moet pakken en voorstellen moet doen voor wetswijziging, dan geeft ze niet thuis. Met die twee gezichten van deze minister komt het openbaar bestuur niet verder.
We onderzoeken verder
Zo zijn er aan het eind van deze kabinetsperiode weer vier jaren weggegooid zonder nieuwe visie op het openbaar bestuur. We ‘onderzoeken’ nog wel enkele jaren verder. Dat doen we immers pas een aantal decennia.
Geef een reactie