De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) kent regels die enigszins tegenstrijdig zijn. Dat geldt bijvoorbeeld bij begrotingswijzigingen.
Mijn vorige blog ging over een catch-22 in de regels voor gemeentelijke samenwerking enerzijds en openbaarmaking anderzijds. Maar ook in de Wgr zelf vinden we voorschriften die met elkaar lijken te conflicteren en oplossingen niet dichterbij brengen.
De begroting van een openbaar lichaam wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Het budgetrecht ligt dus bij het desbetreffende algemeen bestuur. Zeker nu de bijdragen aan de samenwerkingsbegroting verplichte uitgaven zijn voor de deelnemende gemeenten. Dit is een wettelijke beperking op het budgetrecht van de gemeenteraad.
Zienswijzen geven
Om die beperking enigszins te verzachten en de raad toch nog wat invloed te geven, is de zienswijzeprocedure in het leven geroepen. Daarbij mag de raad vooraf zienswijzen geven op de ontwerpbegroting, zodat het algemeen bestuur daarmee rekening kan houden bij het vaststellen van de begroting. Het dagelijks bestuur moet de raad vóór de vergadering van het algemeen bestuur laten weten wat met de zienswijzen is gedaan.
Is de raad niet blij met het opvolgen van de zienswijze, dan kunnen de leden alsnog een zienswijze bij Gedeputeerde Staten, als toezichthouder, indienen. Sinds de Wgr-wijziging van 2022 heeft de raad 12 weken om deze procedure te doorlopen.
Begrotingswijzigingen
Deze procedure is ook van toepassing op begrotingswijzigingen, al is het mogelijk om in de gemeenschappelijke regeling bepaalde categorieën begrotingswijzigingen uit te sluiten. Noemt de gemeenschappelijke regeling géén uitzonderingen, dan geldt de hoofdregel: de begrotingswijziging is aan zienswijzen onderworpen. En ook de termijn van 12 weken geldt dan.
Dat kan niet veranderd worden, ook niet in de gemeenschappelijke regeling. In veel gemeenschappelijke regelingen ligt al vast dat alleen begrotingswijzigingen die ook de deelnemersbijdrage wijzigen, aan zienswijzen zijn onderworpen.
Niet achteraf wijzigen
Een begrotingswijziging mag alleen niet altijd doorgevoerd worden. Dit mag uiterlijk tot 31 december van het jaar waarvoor de begroting geldt. Een begrotingswijziging achteraf behoort niet tot de mogelijkheden.
Wil het algemeen bestuur dus net voor de kerstdagen nog beslissen tot een wijziging, dan moet deze al ruim 3 maanden van tevoren in procedure worden gebracht. Dat maakt dat onvoorziene kosten die vanaf september van het lopende jaar opkomen dus eigenlijk niet meer meegenomen kunnen worden datzelfde jaar. Immers, uitgaven buiten de vastgestelde begroting om, leiden tot ‘onrechtmatigheden’ bij het controleren van de boeken.
Met alle gevolgen van dien voor de accountantsverklaring en de vaststelling van de jaarrekening. Zeker met de aangescherpte rechtmatigheidscontrole zal dit tot meer problemen kunnen leiden.
Recht van de raad
Nu is dit makkelijk op te lossen door óók wijzigingen die plaatsvinden in het najaar uit te zonderen van de zienswijzeprocedure. Dat moet dan in de gemeenschappelijke regeling gebeuren. De uitgaven zijn dan gewoon rechtmatig. Alleen wordt daarmee het democratische recht van de gemeenteraden om de begroting te kunnen beïnvloeden verregaand beperkt.
Een zienswijze op een ontwerpbegroting in het begin van het jaar stelt natuurlijk weinig voor als die begroting vervolgens nog ingrijpend gewijzigd kan worden zónder zienswijze van de raden. Dat geldt ook wanneer eventuele opgelopen tekorten worden weggepoetst in de jaarrekening. Daarvan worden de uitgaven nog niet rechtmatig.
Geen keuze meer
Eigenlijk past het ook niet dat bijvoorbeeld een tekort in de samenwerkingsbegroting van 2023 wordt weggepoetst in het jaarverslag, dat pas in 2024 wordt vastgesteld. De raden hebben dan geen keuze meer, ook niet wanneer zij ‘bij moeten betalen’. Zij kunnen immers hun begroting over 2023 ook niet meer aanpassen, waardoor kosten uit dat jaar feitelijk in 2024 moeten worden opgevangen. Een zeer onzorgvuldige en onrechtmatige wijze van omgaan met kosten.
Geef een reactie