Welke informatie is nodig bij de uitvoering van de Jeugdwet? “Juist de niet-financiële indicatoren maken het verschil.”
Column
– Ahmet Simsek
Gemeenten hebben bij de jeugdzorg te maken met sterke spanningsvelden en kunnen deze enkel aanpakken met integrale stuurinformatie.
Vanaf dit jaar zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de nieuwe Jeugdwet. Vorig jaar hebben ze geworsteld met de complexiteit van deze decentralisatie om de jeugdzorg tijdig op een goede manier te kunnen organiseren. Nu is de grote vraag of de gemeenten zonder een valse start verantwoordelijk kunnen zijn voor de wet. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat er geen kinderziektes zullen zijn, aangezien er nog veel werk ligt en dat het beleid van veel gemeenten nog onvoldoende is uitgewerkt.
Waar vorig jaar 1 januari 2015 werd gezien als een deadline voor de transitie, moet deze datum juist worden gezien als een start van de echte test; de daadwerkelijke verlening van de jeugdzorg.
Transformatie
Juist bij het werkelijk verlenen van de jeugdzorg zullen de gemeenten zoveel mogelijk moeten leren om de transformatie en het beleid verder te verfijnen. Het is daarom de taak aan de gemeenten om in 2015 en de jaren erna regelmatig te reflecteren op de structuren, processen, systemen en mogelijke verbeterpunten. Om dit effectief te doen en om de jeugdzorg organisatorisch goed te beheersen en te sturen in de gewenste richting is een goede interne stuurinformatie en verslaggeving cruciaal. Deze moeten de knoppen bevatten waaraan de managers kunnen draaien om van de nieuwe Jeugdwet een succes te maken. Maar wat is belangrijk voor een goede interne verslaggeving voor de Jeugdwet?
Centraal bij goede interne verslaggeving is dat die niet alleen financiële indicatoren, maar ook niet-financiële indicatoren bevat. Waar aanvankelijk organisaties stuurden op enkel financiële stuurinformatie, blijkt dat juist de niet-financiële indicatoren het verschil maken en dat enkel sturing op financiën kan leiden tot slechte beslissingen op de langere termijn. Dit verhaal geldt eveneens voor de Jeugdzorg. De grootste spanningsveld in de jeugdzorg ligt tussen de twee factoren die de gemeenten ook nog eens als de grootste bekommernissen ervaren: de kwaliteit van de jeugdzorg en de beperkte financiële middelen van gemeenten.
3D
De gemeenten krijgen een extern budget voor de drie decentralisaties via een objectief verdeelmodel en dit ongelabeld budget wordt uitgekeerd via het gemeentefonds. Dit betekent dat de gemeenten het geld ook kunnen besteden aan andere zaken dan de jeugdzorg, wat de kwaliteit van de jeugdzorg uiteraard niet ten goede zal komen indien dat gebeurt. Vooral de financieel zwakkere gemeenten zouden in een klimaat van bezuinigingen in verleiding kunnen komen om het geld te gebruiken voor andere doeleinden of kunnen kiezen voor structureel goedkopere alternatieven van jeugdzorg. Een te grote gemeentelijke sturing op financiën zal dus waarschijnlijk ten koste gaan van de kwaliteit en heeft de gemeente in het ergste geval te maken met de inspecties. Het omgekeerde kan echter ook gebeuren.
Zorgdragen voor een goede kwaliteit vraagt nou eenmaal om middelen. Als de gemeenten (teveel) investeren in kwaliteit, is er een risico dat het budget wordt overschreden en kunnen gemeenten alsnog financiële problemen ondervinden.
De enige oplossing is dus om te werken aan een integraal systeem – zoals een balanced scorecard – dat meerdere aspecten meeneemt in plaats van losse clusters aan rapportages. Dit vraagt om participatie van meerdere gemeentelijke afdelingen. De gemeenten zouden hierbij vooral moeten kijken naar de manieren om de kwaliteit van jeugdzorg te verhogen, die ook nog eens zullen leiden tot lagere kosten (bijvoorbeeld investeringen in procesverbeteringen), waardoor zij de twee grote vliegen in één klap slaan.
Door een dergelijke integrale verslaggevinssysteem kunnen zij betere beslissingen nemen met als gevolg betere jeugdzorg zonder budgetoverschrijding.
Ahmet Simsek deed onderzoek naar de transitie van de Jeugdzorg.
Gratis:
H de Fijter says
Hier botsen 2 doelen.
Als eerste de gemeente bepaald hoeveel budget er is, dus wordt de jeugdhulp bepaald door budget.
Als 2e de jeugdprofessional, die moet hulp bepalen naar aanleiding van onderzoek en conclusie, hierna naar beste weten, kennis, kunde en ervaring. Deze jeugdprofessional wordt afgerekend door de inspectie jeugdzorg en de tuchtrechter.
De gemeente bepaald en de jeugdzorgwerker wordt afgerekend.
De gemeente kan verkeerd beslissen met de ongelukken van dien en de jeugdzorgwerker wordt gestraft, dan wel uit zijn/haar beroep gezet. Er zijn gemeenten die voldoende budget hebben en nu de juiste zorg laten kiezen door de jeugdprofessional.
Er zijn ook gemeenten die de druk al opvoeren om zo min mogelijk geld uit te geven.