Terrorisme is sinds een aantal jaren een risico waarmee bij grote evenementen serieus rekening wordt gehouden. Onze stelling is dat de risicoafweging met betere empirische onderbouwing kan worden gemaakt, want er zijn al de nodige inzichten verzameld.
De grote onzekerheid over terrorisme zorgt voor veel discussie over de zin en onzin van extra maatregelen. ‘Met meer controles en afzettingen kan je terrorisme niet tegenhouden,’ betoogde burgemeester Bruls van Nijmegen in juli 2017 op Radio 1, in antwoord op vragen over de risico’s voor de Nijmeegse Vierdaagse. Hij gaf aan vooral te bouwen op intelligence en veel minder heil te zien in maatregelen bedoeld om terroristen tegen te houden.
Diverse burgemeesters maakten een andere afweging: zij beveiligden hun evenementen voor de zekerheid wel, onder meer met roadblocks. Zeker na de aanslag met een vrachtwagen in Nice in juli 2016 werd het plaatsen van roadblocks voor veel gemeenten een logische maatregel om grote evenementen te beschermen (overigens hebben sommige gemeenten hun maatregelen inmiddels afgebouwd, zoals Venlo bij de carnaval in 2018).
Onzekerheid
Beide houdingen zijn, hoewel duidelijk van elkaar verschillend, een reactie op dezelfde onzekerheid. Bestuurders weten niet waar ze op voorbereid moeten zijn als het om terrorisme gaat, en dan kunnen ze twee dingen doen: of maatregelen nemen tegen de scenario’s die zij om wat voor reden dan ook denkbaar achten, of het hoofd in de schoot leggen en geen maatregelen nemen omdat toch niet valt te voorspellen waar en hoe terroristen toeslaan. Bij gebrek aan inhoudelijke onderbouwing van het daadwerkelijke risico, spelen politiek en ambtelijk onderbuikgevoel al snel een grote rol.
Zoals bij alle risico’s, is er altijd een afweging nodig om te bepalen of er iets moet gebeuren. Over de ernst en waarschijnlijkheid van het risico, waarbij de kenmerken van het specifieke evenement, de locatie, het publiek en externe dreigingen een rol kunnen spelen. Wat ons opvalt, is dat de risicoafweging juist op het gebied van terrorisme heel gevoelig ligt. Het gevolg is dat er op andere dan objectieve, empirisch onderbouwde gronden een beslissing wordt genomen. En dat terwijl die empirische onderbouwing wel mogelijk is.
Patronen
Jihadistische terroristen worden vaak gezien als onvoorspelbaar en creatief. De realiteit is echter dat er wel degelijk patronen te herkennen zijn in de manier waarop zij hun aanslagen plegen. Toegegeven, waar en wanneer de volgende aanslag zich voordoet, is niet te zeggen, maar terroristen zijn geen operationele meesterbreinen die steeds weer nieuwe werkwijzen uitdenken om ons op het verkeerde been te zetten. Net als andere criminelen zijn zij gebonden aan wat ze met hun mankracht en vaardigheden tot stand kunnen brengen en wat de omgeving (door nationale wetgeving, surveillance e.d.) toelaat.
Zo zijn er grote verschillen in het vuurwapengebruik van jihadisten in verschillende landen. In het Verenigd Koninkrijk, waar het aantal vuurwapens per hoofd van de bevolking erg laag is, is tot op heden nog geen enkele jihadistische aanslag met een vuurwapen gepleegd. In Frankrijk en de VS is ongeveer de helft van de aanslagen met een vuurwapen gepleegd, maar daar ligt het aantal vuurwapens per hoofd van de bevolking dan weer veel hoger (dit blijkt uit cijfers verzameld door Teun van Dongen). Er spelen ongetwijfeld meer factoren mee, maar het is duidelijk dat het Verenigd Koninkrijk zich niet erg leent voor een aanslag met vuurwapens.
Een ander voorbeeld betreft het gebruik van IED’s (improvised explosive devices), oftewel zelfgemaakte bommen. Vaak wordt beweerd dat het eenvoudig is om met wat handleidingen op internet een explosief in elkaar te zetten, maar veel terroristen lijken daar toch minder bedreven in dan wordt gesuggereerd. Ze lijken hun modus operandi aan te passen aan wat ze aan operationele capaciteiten in huis hebben, want van alle daders die niet in een terroristisch trainingskamp zijn geweest en die de aanslag in hun eentje hebben uitgevoerd, heeft slechts 11 procent een IED gebruikt.
Bij de daders die in collectieven werken en wel in een trainingskamp zijn geweest, ligt dit percentage op 85 procent. Op basis van de kenmerken (onderlinge cohesie, integratie in buitenlandse terroristische netwerken) van de jihadistische beweging in een land, is het dus mogelijk een onderbouwde inschatting te maken van de kans op een aanslag met een IED.
Inhoudelijke ondersteuning
Burgemeesters worden over het algemeen niet door de politie geadviseerd over het nemen van extra maatregelen. De meeste politieadviseurs volgen het protocol van de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid en volgen een informatiegestuurde benadering. Wat feitelijk inhoudt: bij evenementen zijn geen aanvullende maatregelen nodig totdat er informatie is over een dreigende aanslag.
Dat burgemeesters hier niet op willen wachten is zeker vanuit het oogpunt van politieke verantwoording te verklaren. Immers, diverse aanslagen op evenementen hebben plaatsgevonden zonder dat kennelijk vooraf informatie beschikbaar was (denk aan de aanslag op het concert van Ariane Grande in 2017 en de kerstmarkt in Berlijn in december 2016).
Dit betekent dat ze hun inhoudelijke ondersteuning ergens anders vandaan moeten halen. Een meer gedegen, empirische analyse van de jihadistische modus operandi zou hierbij kunnen helpen. Zekerheden bestaan niet, maar sommige scenario’s zijn waarschijnlijker dan andere en de middelen zijn eindig, dus keuzes zijn noodzakelijk. Met een beter onderbouwde benadering, waarin ook aandacht is voor de manier waarop jihadisten hun aanslagen plegen, kunnen bestuurders prioriteiten stellen in de wijze waarop ze hun evenementen beveiligen en kunnen ze deze keuzes ook beter verantwoorden.
Syan Schaap is verbonden aan het Event Safety Institute, Teun van Dongen is auteur, onderzoeker en lector in terrorisme en nationale/internationale beveiliging. Teun van Dongen spreekt tijdens het Jaarcongres Evenementenveiligheid 31 oktober 2019, Apenheul Apeldoorn.
Geef een reactie