De veelbeproefde oplossing voor de problemen in de jeugdzorg is volgens ministers De Jonge en Dekker: niet-vrijblijvende samenwerking voor gemeenten. Maar een tussenoplossing via verplichte samenwerking maakt het alleen maar moeilijker. Leert men het dan nooit?
Het jeugdzorgstelsel gaat weer op de schop. Onlangs schreven de ministers De Jonge en Dekker aan de Tweede Kamer dat het niet helemaal goed gaat met de uitvoering van de Jeugdwet door gemeenten. Wat de precieze redenen zijn laat ik hier in het midden, het gaat mij om de veelbeproefde oplossing waar men mee komt: niet-vrijblijvende samenwerking van gemeenten.
Niet-vrijblijvend betekent in dit geval vooral verplichte samenwerking, waarbij de ministers aankondigen daaraan nadere eisen te zullen stellen. En het mooiste komt nog: ‘Ook gemeenten zien dat instabiele regio’s ongewenst zijn en dat regionale samenwerking en bovenregionale samenwerking tussen gemeenten nodig is om de Jeugdwet goed uit te voeren.’ Hier staat niet dat gemeenten verplicht opgelegde samenwerking willen.
Verplichting
Ik kan me werkelijk niet voorstellen dat gemeenten in meerderheid oproepen tot het opleggen van samenwerking. Als gemeenten dit zo belangrijk vinden, dan kunnen zij dit immers zelf regelen (en voor een eventuele ‘witte vlek’ kan dan oplegging conform de Wet gemeenschappelijke regelingen plaatsvinden). Maar de meeste gemeenten opteren tegenwoordig voor lichtere vormen van samenwerking. Er is juist vaak kritiek op de wettelijk verplichte samenwerking, en al helemaal op geïnstitutionaliseerde samenwerking. Heel verstandig dus om er nog een verplichting bij te doen…
En waar is de minister van Binnenlandse Zaken in deze? De minister die zoiets zou moeten coördineren en die eerder deze maand aan de Tweede Kamer stuurde dat ‘ik mij als minister van BZK steviger (wil) inzetten om vanuit het Rijk verplichte samenwerkingsverbanden of verplichtingen tot samenwerking te beperken’. De minister die ook een deal sloot met de VNG om beschermd wonen voortaan door alle gemeenten te laten uitvoeren, in verplichte samenwerking.
Decentralisatie
Overigens is de decentralisatie niet mislukt volgens ministers De Jonge en Dekker. Maar is dat niet juist het geval wanneer het Rijk moet constateren dat gemeenten de taak niet kunnen uitvoeren? Uitgangspunt van decentralisatie is immers dat taken op het laagst mogelijke bestuursniveau worden gelegd. Of positiever geformuleerd: zo dicht mogelijk bij de burger. Voorwaarde is dan wel dat dat mogelijk is. Als de taken door gemeenten niet goed uitgevoerd kunnen worden, hadden ze dus nooit gedecentraliseerd moeten worden.
Een tussenoplossing via verplichte samenwerking maakt het alleen maar moeilijker. En om met de woorden van minister Ollongren te spreken: ‘regiovorming vergroot de afstand tot de burger én de optelsom van verschillende samenwerkingen leidt tot een complex geheel, wat afbreuk doet aan de effectiviteit van gemeenten.’
Oplossing
Toegegeven, er is niet één zaligmakende oplossing voor dit soort complexe organisatievraagstukken. Of verdergaande en verplichte samenwerking een oplossing is voor de geconstateerde problemen in de uitvoering van de Jeugdwet valt zeker te betwijfelen. Het blijven immers dezelfde gemeentebesturen die eindverantwoordelijk zijn in dat geval. Maar terugkomen op een verkeerd besluit is voor de Rijksoverheid altijd lastig.
Eén ding is zeker: het helpt in elk geval niet wanneer de minister van BZK in mooie brieven over de toekomst van het openbaar bestuur en de regionale samenwerking onder meer blijft zeggen dat samenwerking vrijwillig moet zijn. En dat er niet teveel samenwerking moet ontstaan omdat grip dan lastig wordt (wat ik van harte onderschrijf), maar dat hetzelfde kabinet dan vervolgens weer dwingt tot meer samenwerking. Misschien moet het kabinet daar eens duidelijkheid over geven, en daar dan eerst eens echt over nadenken.
Geef een reactie