Het wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers kreeg eind mei eindelijk groen licht van de Tweede Kamer. Maar nieuwe regels zullen op zichzelf niet leiden tot een bloeiende controlepraktijk.
Een motie van het CDA waarin voorgesteld werd dat raadsleden deel zouden mogen blijven uitmaken van de rekenkamer haalde het niet. De christendemocraten stemden uiteindelijk als enige fractie tegen. Maar dat was eigenlijk bijzaak.
Vragenronde senaat
De rekenkamers bestaan nu een kleine twintig jaar. Lerend van eerdere ervaringen wil de wetgever dit controle-instrument ten behoeve van de raad versterken. De wet bevat daarvoor verschillende bouwstenen. Maar daarmee zijn we er niet. En bovendien, eerst maar eens afwachten hoe de behandeling in de Eerste Kamer zal verlopen. De senaat heeft inmiddels een schriftelijke vragenronde gepland.
Controle en verantwoording zijn vaak letterlijk en inhoudelijk de sluitpost van elk politiek proces. Het almaar uitstellen van de behandeling van de wet vormt daar een goede illustratie van. Sommige rekenkamers laten weinig na om het heersende beeld van zichzelf te bevestigen.
De buitenwacht ziet vooral een club geleerde mensen die zich door een brij aan feiten en cijfers heen werken. Eens per maand sluiten ze zich ’s avonds op, in een verder uitgestorven gemeentehuis, om nijver gemeentelijke documenten uit te pluizen en ingewikkelde rapporten op te stellen.
Prikken in beroepseer
Al jaren weten rekenkamers dat ze weinig bereiken met een dik rapport dat onaangekondigd op de mat van de raad ploft. Veel rekenkamers spannen zich dan ook in om de raad actief te betrekken bij de keuzes voor onderzoeken. Ook besteden ze aandacht aan het formuleren van aanbevelingen die aansluiten bij de mogelijkheden van de raad. Daarin is zeker vooruitgang geboekt.
Maar waar veel rekenkamers zich te weinig van bewust zijn, is dat zij met hun rapporten ook prikken in de deskundigheid en daarmee de professionele beroepseer van ambtenaren. Dat maakt de ambtelijke organisatie weinig enthousiast om daadwerkelijk aan de slag te gaan met de aanbevelingen uit een rekenkamerrapport.
Natuurlijk, het college zal in reactie op een rekenkamerrapport op gloedvolle wijze stellen dat men de aanbevelingen van de rekenkamer ter harte zal nemen. Om vervolgens over te gaan tot de orde van dag.
Investeren in relaties
Den Haag kan er niet met een pennenstreek voor zorgen dat rekenkamers betekenisvolle lokale spelers worden. Daarvoor moeten de rekenmeesters meer dan nu een actieve positie innemen in het bestuurlijke krachtenveld, tussen raad, college en ambtelijke organisatie.
Dat betekent investeren in goede relaties met elk van die spelers, om het draagvlak onder onderzoeken en de acceptatie van uitkomsten te verbeteren. En dat realiseer je nu eenmaal niet bij wet.
Peter Castenmiller is adviseur bij PBLQ en voorzitter van de rekenkamers van Delft en Schiedam
Geef een reactie