Hoe voorkomen we dat er straks nog maar 40 gemeenten zijn die ’toevallig’ samen vallen met de zogenaamde ‘congruente’ regio’s?
De verbouwing in de Jeugdwet, de komst van de Participatiewet, de overheveling van stukken AWBZ naar de Wmo en tot overmaat van ramp ook nog de gevolgen van de Omgevingswet. Hoe blijf je als gemeente overeind? Hoe krijgen we bewoners naar de stembus? De taaie klassieke conditionering in de rolverdeling tussen gemeenteraad, college en ambtenaren staat dit in de weg.
Het desastreuze domino-effect
Het wordt soms gedacht, maar het ontbreekt medewerkers niet aan vaardigheden – wel aan methodische proceskennis om beleid te regisseren. Zo kan de gemeenteraad niet op een fatsoenlijke manier haar werk doen. Door het niet bestaan van een inhoudelijk speelveld ontbreekt het samenspel tussen gemeenteraad en college.
Raadsleden brengen hun “korte termijn onderbuikimpuls” in stelling en bemoeien zich overal mee. Angstige collegeleden gaan over elke peanut rapporteren. Op hun beurt gaan raadsleden te pas en onpas nog meer – al dan niet schriftelijk – vragen stellen. Overkill leidt om het minst en geringste wegsturen of opstappen van wethouders. Nog maar even niet te denken aan de extreem dure ambtelijke tijd om kulvragen te beantwoorden.
Wat verandert er bij regisseren?
Het adagium “de gemeenteraad stuurt en het college bestuurt” kan uitsluitend door methodische kaderstelling – zie column Democratisch gat door samenwerking? Kom nou – invulling krijgen. Het verschil? De gemeenteraad staat daadwerkelijk aan het roer. De gemeenteraad gaat nu eenmaal niet over de bestuursstrategie en is niet eerstverantwoordelijke voor de uitvoering. De gemeenteraad is kadersteller, adviseur van het college en – misschien – werkgever. Oké, van tijd tot tijd controleert de gemeenteraad wat terecht is gekomen van de afspraken met het bestuur. Met de burgemeester als rolbewaker.
En de collegeleden?
Wethouders zijn op deze plek terecht gekomen door een sterke intrinsieke drive. Voor de financiële fooi hoeven ze het immers niet te doen. Geldingsdrang, ambitie en prestatiezucht zijn de drijvende kracht. Gecombineerd met verwerken van teleurstellingen en frustraties streven ze naar de status die leidt tot erkenning en waardering. Oftewel: Alles om de wereld ietsje beter te maken.
Ruime beleidskaders zijn een voorwaarde voor de ruimte die nodig is om succes vooraf te laten gaan door noodzakelijke mislukkingen. Als raadsleden niet begrijpen hoe het zit dan ligt dat vooral aan de ambtelijke ondersteuning van de portefeuillehouder.
Zijn ambtenaren dan niet onafhankelijk?
Jazeker maar de beroepsdeformatieve bril staat politiek-bestuurlijke expertise in de weg. Wil je als gemeente werk maken van democratie? Richt dan het beleidsproces op het functioneren van de gemeenteraad volgens de methodiek van regisseren van beleid. De opdrachtgevende rol van de griffier aan degenen die het beleid voorbereiden dient met kracht gestalte te krijgen. De griffier geeft de tools – zie mijn column van 1 mei 2012 – aan. Een doel waarover de gemeenteraad best de portefeuillehouder – binnen een strak kader – P&O mag laten rapporteren.
En dan?
Regisseren is stoppen met de “ziekte van hetzelfde”. Ga als gemeenteraad, college en ambtelijke organisatie methodisch samenwerken. Werk compromisloos aan een sterke identiteit van een gemeente waar het begrip opschalen niet in het woordenboek voorkomt. Wie weet gaat over 4 jaar wel 80 procent van de inwoners naar de stembus.
Geef een reactie