Een ontslagen ambtenaar heeft niet automatisch recht op een aanvullende én na-wettelijke uitkering, is de conclusie.
“Hoe te komen tot een verbetering van de werkrelatie en het functioneren van appellante?”, was volgens het vonnis van de rechter de hamvraag. Probleem is dat de ambtenaar niet wilde meewerken met het bestuur van het samenwerkingsverband.
“Aan appellante is vervolgens verzocht om haar werk tijdelijk neer te leggen en na te denken over de wijze waarop uit de impasse kan worden gekomen. Daarbij zijn twee opties voorgelegd. Overleg voeren over beëindiging van het dienstverband. Reageren op de vraag wat nodig is voor het herstellen van het vertrouwen en het creëren van een werkbare relatie.”
Optie twee
De werkgever, het bestuur van Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, ziet mogelijkheden, ook na de werkonderbreking. Kom eens langs bij de afdeling personeelszaken, is het voorstel. In een brief aan het bestuur laat de ambtenaar weten dat ze liever ontslag neemt. Eind juni 2009 wordt haar eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:8 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO). “Daarbij is aan appellante aanspraak verleend op een WW-uitkering en een bedrag voor outplacementfaciliteiten toegekend van maximaal 16.000 euro.”
De ontslagen ambtenaar maakt ook hier bezwaar tegen. Zowel het bestuur Holland Rijnland als een voorzieningenrechter wijzen dit bezwaar af.
Overwerk
Het is niet het laatste wat appelante van zich laat horen. Eind november vraagt ze om een vergoeding voor overwerkuren tussen 2006 en 2008, om een reiskostenvergoeding van 10,60 euro en geld voor consulten bij de bedrijfsarts. De eisen vallen niet in vruchtbare aarde. De rechter ziet er niets in.
Conclusie: de vergoeding is prima. “Gelet op artikel 10d:4 van de CAR/UWO betekent een redelijke en billijke regeling niet dat toekenning van een aanvullende en na-wettelijke uitkering het uitgangspunt is. De aan appellante toegekende regeling is gelet op de vaste rechtspraak van de Raad passend.”
Hoger beroep
De brieven die het bestuur naar de ambtenaar stuurde om te vragen na te denken over een nieuwe start en eens langs te komen, worden in hoger beroep gepresenteerd als een aantasting van de rechtspositie van appellante. Ook hier volgt de rechter de argumentatie van appellante niet.
“De brieven beogen geen wijzigingen in de functie van appellante aan te brengen dan wel appellante uit haar functie te ontheffen en zijn dan ook niet als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan te merken”, is het oordeel. “Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de brieven de neerslag vormen van een feitelijke situatie die neerkomt op een ontheffing, zoals ter zitting is betoogd.”
Na-wettelijke uitkering
De Raad is van oordeel dat een ontslag in het algemeen gepaard moet gaan de garantie op een aanvullende én na-wettelijke uitkering. Probleem voor de ambtenaar is haar gedrag zelf. Door helemaal niet mee te werken aan een verbetering van de werksituatie krijgt het bestuur grotendeels gelijk van de rechter.
“De Raad ziet reden om, anders dan in voornoemde uitspraak, tot het oordeel te komen dat appellante weliswaar recht heeft op een aanvullende uitkering, maar dat van het dagelijks bestuur niet gevergd kan worden ook nog een na-wettelijke uitkering toe te kennen.”
De reiskostenvergoeding moet alsnog worden opgehoest door het bestuur van het samenwerkingsverband. Dat wel.
Kennislink:het vonnis van de rechter >>
Geef een reactie