Als het aanstellingsbesluit geen uitsluitsel geeft, moet worden gekeken naar de bedoelingen van het college en de medewerker die zegt dat hij op proef in dienst is genomen.
De casus: een tijdelijk aangenomen ambtenaar wil blijven werken voor de gemeente Amsterdam. De gemeente laat echter weten dat het dienstverband ten einde komt. De zaak verschijnt uiteindelijk in hoger beroep voor de rechter.
De appellant in kwestie is in tijdelijke dienst aangesteld als medewerker bij de directie Bestuurs- en managementondersteuning van de afdeling back office Dienstverlening, staat in de uitspraak van de rechter. Begin oktober 2009 zou het dienstverband eindigen, waarbij het college van de gemeente liet weten dat de appellant ook niet optimaal functioneerde.
Proef
De appellant ziet het anders. Het was formeel een tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd, maar de goede verstaander ziet wel dat het eigenlijk ging om een proefperiode. Daarbij, andere medewerkers kregen wel een aanstelling voor bepaalde tijd op proef. Het college handelde in strijd met het gelijkheidsbeginsel, is de kern van de kritiek, vindt de medewerker.
“Slecht indien het aanstellingsbesluit op dit punt geen uitsluitsel geeft, dienen bij de beantwoording van de vraag wat tussen het college en appellant heeft te gelden hun bedoeling te worden betrokken, zoals die blijken uit de overige gedingstukken”, staat in de uitspraak.
Het gelijkheidsbeginsel. Een vacature die stelt dat het gaat om een baan voor 36 uur per week. Heeft de medewerker een punt? Nee, is het oordeel in hoger beroep. “Het aanstellingsbesluit staat in rechte vast”, concludeert de rechter. En dat besluit is helder.
Vaste aanstelling
Het college heeft de tijdelijke medewerker volgens de rechter wel toegezegd dat hij bij goed functioneren in aanmerking voor een vaste aanmerking. Uit verslagen van gesprekken tussen de werkgever en de teleurgestelde ambtenaren komt echter naar voren dat er genoeg moeite is gedaan te zorgen dat zijn functioneren beter zou worden.
“Bij het niet-verlengen van een tijdelijke aanstelling is ook sprake van een andere, meer terughoudende toets. Verder is niet gebleken dat appellant geen reële kans heeft gehad om zich waar te maken.”
_________________________________________________________________________________________________________
Kennislink:de volledige uitspraak van de rechter >>
Geef een reactie