Hoe staat het met de informatievoorziening ten behoeve van de raad? Heeft de raad genoeg instrumenten om goed geïnformeerd te worden? Of is de overdaad aan controlemiddelen wellicht van invloed?
Met de kwaliteit van de informatievoorziening ten behoeve van de raad is het niet best gesteld. Dat betoogde ik in mijn vorige bijdrage. Eigenlijk is dat vreemd. Er staan immers de raad vele instrumenten ter beschikking om goed geïnformeerd te worden. Zo is er de actieve informatieplicht, de raad beschikt over een eigen accountant, er kunnen schriftelijke en mondelinge vragen worden gesteld, er vinden artikel 212-onderzoeken plaats en tenminste één keer per jaar verschaft de P&C-cyclus informatie over ‘alles’. Vanwege de vermeende overdaad aan instrumenten klaagt menigeen over een topzware controletoren. Dat is dan wel weer een tikkeltje overdreven. De instrumenten zijn er wel, maar er is geen sprake van een gerichte, efficiënte en doelmatige inzet. Onder meer komt dat, zoals ik samen met Klaartje Peters en Marcel van Dam constateerde, dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor de kwaliteit van de informatievoorziening aan de raad.
Rekenkamers
Tien jaar terug werd de rekenkamerfunctie, ondanks gesteun en gezucht van Colleges van B&W, toegevoegd aan het controle-instrumentarium. Vol goede moed zette menige lokale rekenkamer zich aan doorwrochte onderzoeken, met een degelijke theoretische basis, een uitgekiend normenkader en ingewikkelde procedures van hoor- en wederhoor. Dat blijkt echter wat te wringen met de alledaagse praktijk van het lokale bestuur. De onderzoeken, degelijk, diepzinnig en genuanceerd, schoten over de hoofden van de drukbezette raadsleden heen. In de afgelopen tien jaar zijn verschillende rekenkamers op zoek gegaan naar alternatieve methoden om een goede bijdrage te geven aan de controlerende bevoegdheden van de raad. In mijn praktijk is mij gebleken dat de rekenkamer deze bijdrage onder meer kan leveren door een actieve rol te spelen met het, op zichzelf niet al te ingewikkelde, herordenen en bewerken van de grote hoeveelheden veelzijdige informatie die van nut is voor het werk van raadsleden. De terechte vraag kan worden gesteld of dit wel de bedoeling was van de wetgever met de rekenkamer, maar laten we het houden op ‘voortschrijdend inzicht’. Ik heb gemerkt dat veel raden gediend zijn bij een onderzoek waarbij de rekenkamer de uitgangspunten, regelgeving en ambities op een ingewikkeld beleidsterrein in kaart brengt en op een begrijpelijke en toegankelijke manier beschrijft. Aansluitend kan de beleidspraktijk worden verkend, beschreven en beoordeeld. Op die manier worden raden feitelijk gewoon even ‘bijgepraat’. Wat wilde de gemeente (inclusief de raad) nu eigenlijk met dit beleid bereiken en wat is daarvan nu terecht gekomen? Aansluitend, in de sfeer van de aanbevelingen, kan de rekenkamer, in nauw overleg met de raad, bepalen wat dan kritische prestatie-indicatoren zijn om voortaan de ontwikkelingen beter te kunnen volgen. Als vanzelf wordt dan ook duidelijk aan welke informatie er in de toekomst behoefte is en wie er verantwoordelijk voor wordt om die informatie te leveren. Rekenkamers zijn bij uitstek in de gelegenheid om die rol te pakken. Zij kunnen raadsleden even ‘los’ maken van de politieke waan van de dag, door de inhoud als vertrekpunt te nemen. Dat kan raadsleden er toe brengen om op basis van inhoudelijke overwegingen het beleid te herijken en om vervolgens afspraken te maken over de monitoring.
Kwaliteit boven onafhankelijkheid
Wie momenteel over rekenkamers schrijft, kan niet om de vraag heen of raadsleden deel uit mogen blijven maken van het bestuur van de rekenkamer. Mijn pleidooi voor het bieden van een partijloos platform leidt er automatisch toe dat ik onafhankelijke rekenkamers prefereer. Maar ik vind het eerlijk gezegd een tamelijk onbelangrijke kwestie. Er zijn nu eenmaal vele gemengde rekenkamers die uitstekend werk leveren. Ik heb met menige gemengde rekenkamer van doen gehad en ik heb meestal kunnen constateren dat de raadsleden goed onderscheid kunnen maken tussen hun rol als politicus en die van onafhankelijk controleur. Zeker, ik heb ook wel gezien dat in gemengde rekenkamers soms de partijpolitiek toch om de hoek kwam kijken, Maar ik heb ook te maken gehad met onafhankelijke rekenkamers die wat doorschoten in hun afstandelijkheid en zich een dusdanig belerende toon aanmaten, dat niemand meer naar ze wilde luisteren. Ik geef de voorkeur aan onafhankelijke rekenkamers, maar alleen als zij actief nauwe afstemming met de raad zoeken en realiseren Daarvoor zijn vele geschikte mogelijkheden, die in de praktijk evenzeer hun waarde hebben bewezen. Anders gezegd, de discussie over de positie van raadsleden in rekenkamers leidt nogal af van waar het echt om gaat bij rekenkamers; het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit van controlefunctie in het lokaal bestuur.
G.J.J.J. Heetman says
Eens met de strekking van het artikel van Peter Castenmiller. Minister Plasterk wil de gemeenten weer te veel sturen met zijn vergaande voorstellen over de inrichting van de rekenkamer(functie). Het onderzoek van Berenschot laat zien dat het slecht is gesteld met dit controlemiddel van de gemeenteraad (8% slaapt of is inactief, op 42% is bezuinigd en bij een derde daar5van ook nog eens met 50% of meer). Belangrijker is dat de rekenkamer(functie) verplicht wordt en de ondersteuning dicht bij de raad te vinden is: op de griffie. Dat is goed voor de bewustwording van de functie van zowel de rekenkamer als de griffie als ondersteuners van de gemeenteraad.