Het veronderstellen van een directe, als vanzelfsprekende relatie tussen gebied en bestuur is zo’n beetje de hoeksteen van het denken over de inrichting van het binnenlands bestuur. Territoriale bestuurslagen zijn dominant: gemeenten, provincies en Rijk.
– Column – Peter Castenmiller
Maar daarnaast zijn er ook taakgerichte, functionele bestuursorganen zoals waterschappen en stadsgewesten. En dat wringt. Het is niet toevallig dat functionele bestuurslagen steeds maar weer als eerste kandidaat voor opheffing naar voren worden geschoven. In mijn proefschrift, deze maand precies tien jaar geleden gepubliceerd, kon ik al goed onderbouwen dat burgers helemaal niet ‘als vanzelf’ betrokken zijn bij hun gebiedsgebonden bestuur. Sindsdien ben ik er alleen maar meer van overtuigd geraakt dat de veronderstelde binding tussen gebied en bestuur voor hedendaagse burgers steeds irrelevanter wordt.
Reflex
Ik vrees toch dat het sterke hechten aan territoriale bestuurslagen vooral een reflex van bestuurders is. Dat herkennen ze, dat zijn ze gewend. Juist voor bestuurders doet het er veel toe doet dat burgers zich realiseren dat ze een bepaalde dienst aan die specifieke bestuurder te danken hebben. Bestuurders zijn graag herkenbaar en willen hun prestaties kunnen laten zien. En dat kan in de gemeente, met de opening van een gebouw of een weg, of in de provincie met een nieuw natuurgebied of bedrijventerrein.
Toen ik onderzoek deed naar het functioneren van stadsregio’s was een veelgehoord punt van kritiek dat burgers niet zouden weten wat een stadsregio is en door wie die bestuurd wordt. Maar eigenlijk denk ik dat juist nu de stadsregio’s het dichtst in de buurt komen van een moderne, flexibele overheidsorganisatie, die geconcentreerd rond een cluster van samenhangende opgaven met betrekkelijk weinig medewerkers en een minimum aan bestuurlijke overhead gewoon ‘dingen voor elkaar krijgt’.
Nu ik er zo over nadenk, het is niet voor niets dat juist de meer behoudende partijen zo onrustig worden van een stadsregio. Dat past niet in hun traditionele vorm van denken waarin bestuurders krachtige, zichtbare regenten zijn. Het is de reflex van de herkenbare dorpspolitiek die de afkeer van herindelingen en de onzekerheid rond netwerkorganisaties in stand houdt. En die er steeds maar weer toe leidt dat waterschappen en stadsregio’s iets uit te leggen hebben.
Achterhoede
Volgens mij is juist het vasthouden aan territoriale bestuurslagen een achterhoedegevecht. De toekomst is aan de functionele bestuursorganen!
Geef een reactie