Als bestuur en management de koers niet uitzetten, moeten ambtenaren zelf leren inspelen op nieuwe eisen en verwachtingen.
‘Ons management heeft geen visie!’ Als we bij een intake voor een training of een vooronderzoek naar modernisering van de dienstverlening vragen naar de koers van de organisatie, krijgen we vaak zo’n antwoord. Professionals klagen graag over het gebrek aan visie bij hun bestuurders en leidinggevenden. Soms ontvangen we ter voorbereiding op de intake een fraai visiedocument. U kent dergelijke documenten wel. Met mooie foto’s, inspirerende uitspraken van Mandela, Gandhi en Kennedy en fraaie volzinnen van een broodschrijver. Als we tijdens de intake verwijzen naar ‘de visie’, blijkt de inhoud bekend, onderschreven noch doorleefd. Er is wel een visie, maar het is niet de goede.
Er zijn honderden managementboeken volgeschreven over nut en noodzaak van een strategische visie. Een goede visie geeft richting, schetst een inspirerend toekomstbeeld en helpt professionals om weloverwogen street level beslissingen te nemen. Als professionals de visie niet kennen of onderschrijven, heeft de leiding een serieus probleem.
Wat ons opvalt is dat betrokken professionals zelden antwoord kunnen geven op de voor de hand liggende vraag ‘wat er ontbreekt in de visie van jouw organisatie?’. Ze komen meestal niet verder dan ‘gewoon, ik wil weten waar we naar toe gaan’. Dit antwoord bevreemdt ons op het eerste gezicht. Want professionals binnen het openbaar bestuur leggen hiermee (impliciet) de verantwoordelijkheid voor de visie bij hun bestuur en management. Terwijl ze ontevreden zijn met de bestaande visie. En handelingsruimte vragen om oplossingen op maat te realiseren. Dit is een vreemde paradox.
Deze paradox gaat wringen naarmate gemeenten meer te maken krijgen met turbulentie en onzekerheid in de samenleving. Centralisatie van visie- en beleidsvorming is geen oplossing. Meer visie, strategie, plannen en beheersing werkt niet. Het is niet voor niets dat Jan van Ginkel in zijn boek ‘De wakkere stad’ er hartstochtelijk voor pleit om veel meer en bewust maatschappelijke actoren ruimte te geven voor eigen initiatief. Een visie bedenk je niet van tevoren, die ontstaat onderweg.
In het antwoord ‘Waar we naartoe gaan’ ligt bij nader inzien een belangrijke boodschap besloten. Als we de toekomst (‘naartoe’) niet kennen, dan blijft ‘we gaan’ over. De roep om visie weerspiegelt in onze ogen vooral de professionele behoefte aan onderlinge verbinding en groepsidentiteit: ‘we willen samen gaan’.
Professionals zoeken steun, verbondenheid, veiligheid en ruimte om samen public values te bedenken en uit te proberen. Als bestuur en management de koers niet (kunnen) uitzetten, moeten professionals leren zelf te ontdekken hoe ze kunnen inspelen op nieuwe eisen en verwachtingen. Procedures en protocollen bieden hooguit schijnzekerheid. Visie is een illusie. Deze tijd vraagt om sociale revitalisering van klassieke leervaardigheden als reflecteren, evalueren, experimenteren en samenwerken. Organisaties beschikken onbedoeld over perverse prikkels en mechanismen die toepassing van deze vaardigheden ontmoedigen. Toekomstgericht management besteedt 50% minder tijd aan visie en strategie en 50% meer aan de randvoorwaarden voor sociaal leren. Dat is een krachtige visie.
P.J. Westerhof says
Ach, wéér een 'visionair met boek'.
Lees ook even de andere pagina op Gemeente.nu 'Universele ambtenaar is ramp voor gemeente' en je weet dat er iets niet klopt.