Gemeenten leven als het om samenwerking gaat te vaak in een wereld van rooskleurige vergezichten. Ga eens in plaats van al die mooie plannen maken, zelf een project uitvoeren.
Veel gemeenten willen samenwerken. De media staan vol met artikelen over nieuwe netwerken, groeiende ketens en veelbelovende samenwerkingsverbanden. Ik wil het hier niet hebben over de bestuurlijke en bedrijfskundige logica achter samenwerking. Die lijkt evident.
Evident? Hoe is het dan mogelijk dat gemeenten maanden en soms zelfs jaren onderzoek moeten (laten) doen naar de business case voor hun samenwerking? Dat is vreemd. De schaalvoordelen liggen toch voor het oprapen? Denk aan kostenvoordelen, continuïteit, expertise en realisatiekracht. Waarom moet het dan toch allemaal lang duren? Het grote verschil tussen de praat- en de doe-theorie van gemeenten is één van de verklaringen.
Draagvlak
Onlangs werden wij benaderd om een aantal gemeenten te ondersteunen bij het opstellen van een bedrijfsplan voor een nieuw samenwerkingsverband. Zij zochten een programmamanager. In de aanvraag stond een bijzondere opdracht: de externe programmamanager moest zorgen voor draagvlak voor de samenwerking onder de portefeuillehouders en de gemeenteraden.
Draagvlak vind ik één van de lelijkste woorden uit het vermaledijde managementjargon. Draagvlak kun je niet maken. ‘Draagvlak opbouwen’ legt de verantwoordelijkheid voor de samenwerking bij een ander. Het technocratiseert het proces.
Praten
Deze opdracht was symptomatisch voor het publieke domein: er is soms een groot verschil tussen denken en doen. Bestuurders, topmanagers en hun vakspecialisten nemen vrijelijk op de tribune van de veranderkundige arena plaats. Dat doen zij in de regel met graagte. Op de tribune debiteren zij prachtige theorieën over samenwerking, dienstverlening en integratie. Wierdsma en Swieringa noemen dit in hun boek ‘Lerend organiseren en veranderen‘ de wereld van de praat-theorie. In de wereld van de praat-theorie worden strategieën ontwikkeld voor 2021, staan technologische innovaties prominent op de agenda en liggen de financiële baten voor een periode van zeven jaar voor het oprapen.
Doen
De praat-theorie wijkt soms behoorlijk af van de doe-theorie. Bijvoorbeeld als topmanagers geen gelegenheid nemen om met elkaar aan de slag te gaan of als bestuurders samenwerkingsinitiatieven alleen toetsen op eigen financiële voordelen. Bij de doe-theorie moet je durven handelen in de arena, het gevecht aangaan, jezelf blootgeven, initiatief nemen en risico’s dragen. Daar kun je je niet verschuilen achter een extern plan … daar laat je zien wat jij doet om succesvol samen te werken. Weet wat je kunt, voordat je gaat dromen!
Het integreren van de praat- en doe-theorie is één van de grootste veranderkundige opgaven in het publiek domein. Dat doe je niet op papier, dat doe je in het echt. Practise what you preach. Dat betekent dat betrokkenen zelf aan de slag moeten met samenwerking. Niet praten, maar doen. In plaats van een mooi plan laten maken, zelf een echt project uitvoeren. Elkaar leren kennen, ‘de nieren proeven’ en ontdekken wat samenwerking echt inhoud. Meestal hanteren we het adagium ‘eerst denken, dan doen’. Als het gaat om samenwerking lijkt het verstandiger eerst te doen, dan te denken, te beslissen en weer te doen.
Geef een reactie