Hoe bouwen we alleen nog wat we echt nodig hebben? Dat was de vraag tijdens een conferentie van de G32 in Delft. Naderhand is vanuit die bijeenkomst een handreiking gemaakt, die het antwoord moet geven.
Het probleem is wel duidelijk. Kantoren staan leeg. Winkels staan leeg. Een structureel lagere vraag naar woningen. Grote verliezen op grond. Voorzichtige woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars. Algemene malaise, lijkt het wel.
Toch denken de 32 grootste gemeenten niet dat de situatie hopeloos is, maar dit vraagt wel om veel werk aan de winkel. “De handreiking besluit met een elftal aanbevelingen voor tijdens en na de transitiefase.”
Aanbevelingen
1) Herprioriteer de structuurvisie, noodzakelijk door de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, wat de basis biedt om scherpe keuzes te maken voor herprogrammering en de mogelijk geeft om de plankosten door te belasten.
2) Formuleer criteria voor het bouwen. Neem hiermee op systematische wijze alle plannen en voorgenomen projecten door te nemen. Dit leidt tot selectie en prioritering. Stel de vraag: wat hebben we echt nodig?
3) Leg alle stakeholders uit tot welke inzichten je als gemeente bent gekomen. “Vergeet hierbij de bewoners en eindgebruikers niet”, benadrukt de handreiking.
4) Er is (meer) kennis en expertise nodig bij gemeenten. Kies voor goede stedenbouwkundigen, planologen en planeconomen.
5) Dat hogere kennisniveau en meer expertise binnen de eigen diensten is ook nodig om beschikbare instrumenten beter te gebruiken.
- Tot de beschikbare en nieuwe instrumenten horen;
- Het bestemmen van functies voor een bepaalde tijd;
- Vergunningen een beperkte houdbaarheid geven;
- Het maken van prestatieafspraken met corporaties en marktpartijen;
- Het actief toepassen van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten en de Grondexploitaitewet;
- Het ontwikkelend en onderzoekend beheren;
- Regionale afstemming en programmering;
- De inzet van Ontwikkelingsfondsen;
- Maatschappelijke kosten batenanalyses, stedelijke herverkaveling en gebiedsconvenanten.
6) Een belangrijke vraag die beantwoord moet worden, is: wat te doen met de gebieden en locaties waar de plannen naar ver in de toekomst zijn verschoven?
7) Deel kennis over nieuwe financieringsvormen. “Er kan daarbij gebruik gemaakt worden van de inzichten, ideeën en voorbeelden over nieuwe financieringsvormen van de ToolBox Financieringsconstructies, de Stuurgroep onorthodoxe maatregelen voor binnenstedelijke gebiedsontwikkeling, Het Watertorenberaad en de vakgroep Gebiedsontwikkeling van de TU Delft.”
8) Calculeer plannen en projecten niet met veronderstelde opbrengsten in de verre toekomst. Het risico is te groot.
9) Op de langere termijn zal de herprogrammering naar een klein, krachtig, eenvoudig en flexibel programma, met ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Zonder te gedetailleerde planvorming.
10) Werk met kleinschaliger programma’s. Maak de planvorming organischer en geleidelijker. Maak tegelijk duidelijke regels over het einde van bestemmingen en vergunningen.
11) Herzie de structuurvisie regelmatig, om de vier jaar bijvoorbeeld. Evalueer de plannen en projecten jaarlijks voor de mogelijkheid tot herbestemmen.
Roer om
De schrijvers van de handreiking houden nog een slag om de arm. “Deze handreiking is geen handleiding of blauwdruk. Het is eerder een eerste stap die het belang onderstreept van het roer omgooien. Zij biedt ingrediënten of tools om met elkaar in gesprek te gaan.” Het is volgens hen de aanzet tot een andere manier van werken.
De handreiking is hier te vinden >>
R. Glas says
Zicht- en snelweglocaties staan als eerste leeg, multimodaal bereikbare objecten behouden beter hun waarde.
Met een netwerk van fietssnelwegen door de stad kan de bereikbaarheid van zichtlocaties sterk verbeteren tegen een aanvaardbare prijs. fietsroutes die parallel lopen aan autoroutes hebben elke 500 meter een stoplicht, routes die gescheiden lopen (1 straat verderop, door de woonwijk) hebben elke 2 km een stoplicht als ze een autoroute kruisen.
In een b??tje stad zijn sterke verbeteringen mogelijk.