Raakt de gemeenteraad buitenspel door regionale samenwerking? Ja, maar dat komt door de manier waarop ze werken. Dit kan en moet anders.
Decentralisatie! Wie heeft het er in gemeenteland niet over? Raadsleden in het licht van de verkiezingen roepen moord en brand dat de lokale praktijk wordt overwoekerd door bovenlokale samenwerkingsverbanden. Er is zelfs een door de VNG aangestelde ‘ambassadeur gemeentelijke samenwerking’ die spreekt over een “democratisch gat”. Mooi voorbeeld van geen idee hebben hoe de democratie te laten werken door eenvoudig de regisserende rol van gemeenten in te vullen.
Raakt de gemeenteraad buitenspel?
Ja. Zeker op de manier waarop gemeenten nu nog werken. Kan het anders? Ja. Door invulling te geven aan de regisserende rol van gemeenteraad, college en organisatie. Maar dan moet je wel weten waar je het over hebt.
Laat ik bij de start beginnen. Het echte vraagstuk is: hoe kan de gemeenteraad sturing geven aan een supergecompliceerd proces dat ook nog op regionaal niveau plaatsvindt? Het antwoord is simpel. Organisatie, college en gemeenteraad moeten samen maar wel van uit eigen rol invulling geven aan de regie van beleid.
De regisserende gemeenteraad blijft aan de bal!
Hoe dan? Door de rol zo te spelen dat ze de beleidskeuzen kan maken. Hetzelfde gaat op voor de implementatie van deze keuzen. Hiervoor bestaat geen spoorboekje maar de hoofdstations met aan- en vertrektijden liggen wel vast.
De stappen van de gemeenteraad
De organisatie brengt de beleidscomplexiteit en onzekerheden in beeld. Zo krijgen raadsleden inzicht in de technisch-inhoudelijke-, netwerk-, bestuurlijke-, maatschappelijke- en organisatorische complexiteit. Binnen welke inhoudelijke-, organisatorische- en politieke randvoorwaarden moet de samenwerking tot stand worden gebracht? Deze toetst de raad aan de gemeentelijke toekomstvisie. Op basis van deze informatie beslist de gemeenteraad welke richting ze met de samenwerking inslaat.
Zo is de eerste kaderstap gemaakt. Dan begint het echte werk. Samen met betrokken regionale professionele organisaties wordt noodzakelijke kennis maar ook de mogelijkheden en onmogelijkheden in kaart gebracht. Duidelijkheid scheppen is hier het devies. Welke rol speelt de gemeente en welke de betrokkenen? Wat zijn hun belangen? Welk risico lopen we? welke intenties, afspraken of relaties met andere beleidsprojecten bestaan er? Welke verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden praten we over en last but not least de planning. Zonder deze kennis is elk decentralisatiestraject gedoemd te mislukken.
Afsluiten van deze fase door de gemeenteraad is noodzakelijk. Daardoor worden de regionale bestuursorganen aan de gekozen richting “gebonden”.
Concrete implementatie
De gemeenteraad neemt de tweede kaderstap door hiervan kennis te nemen. Tegelijk bepaalt ze de momenten waarop het college terug rapporteert over de concrete implementatie. Hiervoor maakt de gemeente afspraken met het regionale samenwerkingsverband. Afspraken worden continu gemonitord. Denk dan aan voortdurende toetsing aan “wat waren de randvoorwaarden?”, “wat zijn de afspraken?”, “welke beslissingen zijn al eerder genomen?”, “welke gevoeligheden uit het verleden moet rekening mee worden gehouden?”.
Via rapportage wordt kaderstap drie gesteld. Nu kan de implementatie starten. Deze volgt dezelfde route maar dan met concrete SMART stappen. Hierover stuurt de gemeenteraad voortdurend bij.
Conclusie
Een simpele regisserende werkwijze van de gemeenteraad volstaat. Voorwaarde is wel dat gemeenteraad, college en organisatie samen de rol van procesregisseur van beleid spelen. De burgemeester, gemeentesecretaris en de griffier zijn hierbij de spil. De regionale uitvoerder levert wat de gemeenteraad wenst. De ‘ambassadeursfunctie gemeentelijke samenwerking’ kan probleemloos opgeheven worden.
Geef een reactie