De gemeenteraad is een orgaan geworden zonder reflectie. Vaak gezien als hindermacht in plaats van een stevige gesprekspartner te zijn aan het begin van beleid en besluiten. Dat kan anders.
– OPINIE – Janneke Oudenhoven en Joscha de Vries
Gemeenten vervullen tegenwoordig een andere rol. Zij laten meer over aan maatschappelijke partners en burgers. Ook voeren zij meer taken uit met minder geld. En dit allemaal onder het toeziend oog van kritische stemmers en een op incidenten gebrande media. Dit alles legitimeert de roep om een stevig bestuur.
Na anderhalve eeuw Thorbecke is de gemeenteraad nog steeds het hoogste orgaan van een gemeente. Ambitieuze en enthousiaste raadsleden geven vanuit betrokkenheid zo goed mogelijk invulling aan hun rol en verantwoordelijkheid. Zij realiseren veel goede dingen. We horen individuele raadsleden echter ook zeggen dat zij zich onvoldoende effectief voelen in hun verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger.
Het functioneren van de raad is een terugkerend onderwerp van gesprek. Media, wetenschap en maatschappij laten zich regelmatig kritisch uit over de effectiviteit van de raad. In 2001 beschreef Arno Korsten bijvoorbeeld al dat raadsleden minder herkenbaar zijn en het gemeentehuis worden ingezogen door de vraag naar nota’s in plaats van het gesprek te voeren over wat er op straat gebeurt. Het is een onderwerp waar iedereen gemakkelijk iets van vindt. Er rust dan ook geen taboe op het veroordelen van de raad vanaf een afstandje. Echter, een constructief gesprek tussen raad, college, griffie en ambtelijke organisatie wordt niet gevoerd.
Anderen (college, ambtenaren, griffie of externen) worden niet geacht met de raad in gesprek te gaan over zijn functioneren. Op deze dialoog rust dan een taboe. Ons allerbelangrijkste orgaan is een orgaan geworden zonder reflectie.
Wij nemen raadsleden zeer serieus als hoogste orgaan in een gemeente. En we vinden dat raadsleden (net als college, griffie en ambtenaren) recht hebben op hulp bij hun functioneren in een tijdperk waarin niets meer vanzelfsprekend is, waarin alles effectiever moet en waarin tijd en geld schaars zijn. Daarom willen wij dit taboe doorbreken. We roepen op tot een dialoog; een dialoog waarin mensen openlijk durven te constateren dat het anders kan en anders moet, zodat we van daaruit samen kunnen zoeken naar verbeteringen en oplossingen.
De raad als hindermacht?
Raadsleden hebben een kaderstellende en controlerende rol. Dit zijn lastige rollen met de huidige complexiteit van dossiers. Is controleren bijvoorbeeld nog mogelijk met de enorme stapels papier? En is het voor raadsleden duidelijk op welke onderdelen de gemeente vrij ruimte heeft, dus waarop zij kunnen controleren?
Met de kaderstellende rol stuurt en prioriteert de raad aan de voorkant. Bijvoorbeeld bij de start van nieuwe samenwerkingsafspraken of de ontwikkeling van nieuw beleid. Toch blijkt ‘aan de voorkant komen’ lastig te zijn. College en de ambtelijke organisatie betrekken de raad vaak pas aan de achterkant, nadat dossiers al grondig zijn uitgewerkt. Dit is vaak uit angst om afgerekend te worden als een onderwerp niet volledig doordacht is. De consequentie hiervan is dat de raad meer in positie is als ‘hindermacht’ aan het einde in plaats van een stevige gesprekspartner te zijn aan het begin.
Wat maakt de raad minder krachtig?
Wij zien een aantal mechanismen dat de raad minder krachtig maakt dan hij kan zijn. We benoemen ze hier kort:
- 1. Reactiepolitiek: incidenten worden niet behandeld als incident, maar worden leidend in het handelen van gemeenten.
- 2. De veelheid aan onderwerpen op de bestuurlijke agenda leidt ertoe dat de hoofdlijn van het beleid, de kaderstelling aan de voorkant, onvoldoende tot zelfs geen tijd krijgt.
- 3. Het versnipperde politieke landschap leidt tot minder ruimte voor het inhoudelijke debat. Hoeveel tijd blijft er over nadat elke partij zijn spreektijd heeft gebruikt?
- 4. De verandering in rolneming door gemeenten, nu zij niet meer standaard in de lead zijn, vraagt van raadsleden een andere manier van kaderstellen en controleren.
- 5. Maatschappelijke partners hebben last van het interne bestuurlijke proces van gemeenten. Is het voor hen te begrijpen dat een raad drie maanden nodig heeft om tot besluitvorming te komen? En is dit acceptabel als gelijkwaardig samenwerken het doel is?
- 6. De raad roept om betrokkenheid aan de voorkant, maar het college durft het gesprek niet aan zonder een grondige voorbereiding waarin alle opties zijn uitgedacht. Dit is uit angst voor afrekening door de raad.
- 7. Individuele raadsleden profileren zich bij een nieuwe kandidatuur op het aantal moties en schriftelijke vragen. Zijn dit wel de producten die maatschappelijk effect sorteren?
Bovenstaande elementen gelden niet voor elke raad noch voor elk raadslid; overal is de context immers anders. Het zijn echter mechanismen die vooral door raadsleden zelf onderkend worden. We roepen raadsleden, collegeleden, griffiers en ambtenaren op om in alle openheid te onderzoeken hoe het anders en beter kan.
Over de auteurs
Janneke Oudenhoven en Ilse Hofland werken als organisatieadviseur en Joscha de Vries is directeur bij adviesbureau Hiemstra & De Vries.
Dit artikel is tot stand gekomen met inbreng van Arthur ten Have (raadsgriffier, gemeente Zwolle), Henk Huitink (interim directeur Stadsontwikkeling, gemeente Utrecht), Chantal Kouwenberg (gemeenteraadslid, gemeente Zoetermeer) en Henk Matthijsse (wethouder, gemeente Assen).
Volg Gemeente.nu ook via Facebook >>
Lydia Zwier-Kentie says
De lokale rekenkamer kan grote toegevoegde waarde hebben voor de Raad, juist op de genoemde punten van versterking kaderstellende rol. Zie hiervoor het artikel op deze site met de titiel ‘ binnen kaders werken , buiten kaders denken’ van Ensberg, Hooftman en ondergetekende, geplaatst op 28-02 j.l.
Remco says
De opzet van het artikel is wel aardig. Echter, wordt hier naar mijn mening continu de begrippen raad, raadsleden en raadsfracties door elkaar gehaald. Ervaringen van individuen worden toegeschreven aan een hele raad en vice versa. Daarbij wordt dit geheel geenszins ingekaderd door de onoplosbare spanning tussen de dimensies dualisme (raad versus college) en coalitie (collegepartijen versus oppositiepartijen).
De claim dat de raad een hindermacht is, wordt niet onderbouwd. Ook de zeven punten waaruit zou blijken dat de raad minder krachtig is, zijn vaak nauwelijks onderbouwd en liggen bovendien soms buiten de verandermacht van een gemeenteraad. De suggestie om maar lukraak een dialoog te beginnen, toont dit aan.
Kortom, hoewel er een interessant onderwerp wordt aangesneden, zou ik, als ik raadslid was, niet geinspireerd raken om een verandering aan te zwengelen.