Uit onderzoek blijkt dat er geen directe relatie is tussen de grootte van een gemeente en haar bestuurskracht. ‘Ook kleinere gemeenten kunnen bestuurskrachtig zijn.’
Naar bestuurskracht is veel onderzoek gedaan. Rond de 200 keer zelfs, sinds 1997. In de tweejaarlijkse publicatie De staat van het bestuur wordt aan de hand hiervan geconcludeerd dat er geen relatie is tussen grootte en bestuurskracht. Tegelijkertijd leert het document ons dat veel kleine gemeenten juist momenteel vrezen hun nieuwe taken niet aan te kunnen en daarom een herindeling te overwegen ten faveure van die bestuurskracht.
Het gros van de onderzoeken kijkt naar vijf elementen om die kracht te meten:
1. Bestuurlijke stabiliteit
2. Financiële gezondheid
3. Een strategische visie voor de langere termijn
4. Interactie met de samenleving
5. Een kwalitatieve en kwantitatieve goede organisatie
Standaardwerk is het Beoordelen van gemeenten van Klaas Abma. Conclusie: “De stabiliteit van gemeenten neemt weliswaar toe bij gemeentelijk herindeling, maar de kwaliteit van het bestuur niet.” Volgens Abma doen gemeenten operationeel goed werk. De dienstverlening kan altijd wel beter, maar is zeker in orde. “Het lerend vermogen op meer ingewikkelde thema’s zoals visie en ambitie blijkt echter vaak te ontbreken of de antwoorden blijven vaag.”
Samenwerking
Er is geen meest geschikte grootte stelt het onderzoek, zoals een land vol gemeenten die meer dan 100.000 inwoners hebben om maar eens een voorbeeld te noemen. De nieuwe taken zijn wel een grote uitdaging en moeten gedaan worden met een krapper. Een fusie kan het antwoord zijn, maar dit geldt ook voor intergemeentelijke samenwerking. Daar zijn dan veel varianten van.
Het advies is: kennis delen.
“De verschillende visies en veronderstellingen ten aanzien van gemeentelijke samenwerking komen meer aan het licht en leiden tot een verdieping van de discussie en het leerproces en de kennisontwikkeling met naar verwachting een positief effect op de versterking van de samenwerkingspraktijk.”
Toos Menke says
Zijn de bezigheidstherapeuten weer bezig in Den Haag?
Moeten er weer ambtenaren aan het werk worden gehouden?
De Landelijke Stichting Behoude Kleine(re) gemeenten (LSBKG) heeft zich van 1982 t/m 1999 bezig gehouden met tegengas te geven over de schaalvergrotingswoede. Altijd met het argument dat groter beter was, meer deskundigheid in huis (politiek en ambtelijk) en meer van dat soort kreten.
In de jaren tachtig werd al vastgesteld dat de groote van een gemeente de kwaliteit niet garandeert!.
Politiek niet, want de kwaliteit is afhankelijk van de individuele inzet van de betreffende politicus/politica.
Bestuurlijk niet: want ambtelijk wordt niemand ontslagen, de heringedeelde gemeente zit met een overcapaciteit aan personeel. De eerste 12 jaar komt er niet of nauwelijks personeel bij dat beter is opgeleid.
Behalve de grote gemeenten (die van 150.000 meer, heeft geen enkele gemeente voldoende specifieke kennis in huis, maar kan die wel inhuren bij de provincie.
Er is geen bewoner in een gemeente van pak ‘m beet 15.000 inwoners, die verwacht dat zij een concertgebouw, een vliegveld of meer van dat soort grootschalig voorzieningen op eigen terrein heeft. Dat was ook nooit de reden waarom men ergens ging/gaat wonen!
Herindelingen zet het bestuur op afstand van de bevolking. Dat moet je niet willen, wanneer je zo veel van die inwoners vraagt aan participatie.
LSBKG heeft er altijd voor gepleit dat taken, die een gemeente niet zelf kan aanbieden, via de provincie regionaal wordt geregeld.
M.a.w. houdt je aan de Wet van Thorbecke en voorkom niet rechtstreeks gekozen bestuurslichamen door de provincie die ondersteunende taak aan kleine(re) gemeenten te geven.
Dat is democratisch, daar hebben bewoners – via verkiezingen – invloed op.
En laten de Haagse politici en ambtenaren zich eens wat meer bezig gaan houden met handhaving van bestaande wet- en regelgeving i.p.v. nieuwe wetten die toch niet of onvoldoende worden gehandhaaft.