We moeten weten waarom gemeenten met elkaar willen samenwerken. Anders leren ze niets van elkaar.
– COLUMN –
Het is ruim een jaar geleden dat KING in het leven werd geroepen, het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten. KING wil gemeenten adviseren en ondersteunen bij de verbetering van hun dienstverlening. Een goed initiatief.
Afgelopen week heb ik met 500 vertegenwoordigers van gemeenten, adviseurs en andere belangstellenden deelgenomen aan het jaarcongres van KING, dat werd georganiseerd onder de intrigerende titel ‘de inburgerende gemeente’. Aan het eind van het congres werd de prijs voor het beste
jatwerk uitgereikt. Het idee hierachter is dat gemeenten gestimuleerd moeten worden meer van elkaars ervaring en kennis gebruik te maken. De gemeenten Leiden had dit op grote schaal gedaan en de gemeente Landgraaf heeft daar weer handig gebruik van gemaakt. Die gemeente kreeg dan ook de prijs.
Tijdens de lunchpauze van het congres had ik met congresgangers goede ervaringen uitgewisseld over het gebruik van social media en de voor- en nadelen van een BlackBerry in vergelijking tot de iPhone. De slimme tips en handige apps werden in hoog tempo uitgewisseld.
Bezuinigen
Terwijl de prijsuitreiking vorderde vroeg ik mij af waarom gemeenten niet ‘van nature’ van elkaars kennis gebruik maken? De teneur van het ochtendprogramma was duidelijk: de economische omstandigheden vragen om slim (her)gebruik van kennis en ervaring. Annemarie Jorritsma (in haar hoedanigheid van voorzitter van de VNG) was zeer uitgesproken: ‘Gemeenten moeten komende jaren meer doen met minder middelen!’
Toen ik naar de borrel liep vroeg ik aan medewerkers van de gemeente Haarlemmermeer
(met Haarlem ook genomineerd) waarom Haarlem bij hun was gekomen. Ze keken mij verbaasd aan en riposteerden: ‘Waarom is dat interessant?’. Na mijn antwoord dat samenwerking en kennisdeling in mijn ogen afhankelijk zijn van toeval en dat negatieve drijfveren overheersen (kosten bezuinigen), beëindigden ze onverwachts het gesprek. Ze moesten hun trein halen. Mijn vraag bleef tijdens het congres onbeantwoord.
Jatprijs
Hoewel de ‘jatprijs’ een leuk idee is, is het natuurlijk onvoldoende om spannende, sprankelende en slimme ideeën en toepassingen te laten stromen door gemeentelijk Nederland. Maar hoe moet het dan wel? Wat zijn positieve drijfveren?
Terwijl ik dit schrijf bedenk ik dat de lokale overheid een krachtig netwerk is. Vertegenwoordigers van gemeenten ontmoeten elkaar op talrijke momenten. Zij wisselen kennis en ervaring uit. Zij leren voortdurend van elkaar. Vooral in de regio. Tegelijkertijd hechten ze veel waarde aan hun lokale identiteit. Gemeenten lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde.
@Antwoord
Afgelopen jaren is via ICTU en EGEM getracht om standaards en richtlijnen af te kondigen. De ervaring met @Antwoord leert dat dit geen sinecure is. De animo om een oplossing van een ander te adopteren blijft gering. Gemeenten lijken ongevoelig voor Haagse argumenten. Naarmate gemeenten meer moeten, lijken ze minder te willen. Bedrijfskundige argumenten (efficiëntie en gemak) vinden beperkt weerslag. Tenzij het om een BlackBerry en iPhone gaat.
De missie van KING verdient antwoord op de vraag ‘onder welke omstandigheden zijn gemeenten bereid en in staat van elkaar te leren?’. In de innovatiekunde noemen ze dit het diffusie- of verspreidingsproces. Waarom namen Haarlem en Landgraaf in 2010 de stap om gebruik te maken van de kennis van Haarlemmermeer en Leiden? Welke omstandigheden werkten dit besluit in de hand? Hoe kunnen bestuurders en managers, daarbij actief ondersteund door KING, dergelijke omstandigheden bevorderen?
Inzicht in de positieve drijfveren is voor KING en gemeenten cruciaal om met elan de verspreiding van best practises ter hand nemen. Dat is beter dan hopen op toeval.
Piet van Mourik says
Met de column van Michiel Louweret en met de reactie van Els Boers ben ik het eens. Het valt in de bestaande gemeentecultuur niet mee om mensen aan te zetten tot samenwerking. Stichting StadSPOORT, dat overigens deel uitmaakt van KING, is een voorbeeld van wel succesvolle samenwerking en kennisdelen op het gebied van de openbare ruimte. Dagelijks raadplegen 200 gemeenten en een kleine 3000 ambtenaren onze enorme database waarin zich circa 25.000 geselecteerde gemeentelijke documenten bevinden. We doen daar wel buitengewoon veel moeite voor. We bezoeken gemeenten om ze voortdurend op de hoogte te houden van wat er zoals mogelijk is bij StadSPOORT. Dagelijks verbeteren we ons kennissysteem immers zowel technisch als naar inhoud. Nog steeds weten te weinig gemeenteambtenaren dat bij Stichting StadSPOORT complete dossiers incl bijlagen over vrijwel alle onderwerpen die met ruimtelijke ontwikkeling of ruimtelijk beheer te maken hebben zijn te downloaden. Documenten die met een hoeveelheid van 500 stuks per maand worden aangevuld. Vindt men het niet dan hebben we een actieve infodesk die meezoekt. Ook beschikken we over 60 specialisten over alle vakgebieden in het veld die gratis zijn te raadplegen. En via de mogelijkheden van het gebruik van diverse sociale media kan landsbreed met elkaar op snelle en eenvoudige wijze worden gecommuniceerd. Zoals ik al schreef gaat dit niet vanzelf. Contact onderhouden en direct inspelen op de vragen van de gebruiker is nog van groot belang. Dit is een dure en arbeidsintensieve aangelegenheid die in mijn ogen niet nodig zou moeten zijn als de gementecultuur vanuit zichzelf meer gericht was op samenwerking. In de toekomst gaat dat vanzelf verbeteren denk ik. Twee ontwikkelingen werken dat in de hand. Enerzijds de ‘baby-boom’-uitstromende gemeenten waardoor enorm veel kennis verloren gaat en anderzijds de opkomst van jonge beleidsambtenaren die vanaf hun geboorte gewend zijn kennis te delen.
Els Boers, Krachtig Lokaal Bestuur says
Samenwerken gebeurt door mensen die zelfvertrouwen hebben en open staan voor wat anderen te bieden hebben. Bij gemeenten gaat het vaak om dat soort mensen op bepaalde posten. Het jammere is dat als zo’n persoon vertrekt de samenwerking nog al eens een zachte dood sterft. Dit heb ik niet onderzocht maar is mijn beeld om wat ik zoal zie gebeuren in gemeenteland. Werk aan het zelfvertrouwen van bestuur en organisatie als vertrekpunt.