Leren van elkaar is altijd belangrijk, maar zelden urgent. Een cultuur van leren en experimenteren is daarom essentieel.
Gemeenten leren van elkaar. In essentie zijn ze namelijk gelijk. Ze voeren dezelfde wetten uit en hebben eenzelfde bestuurs- en organisatiestructuur, met de gekozen gemeenteraad aan top van de piramide. Gemeenten hoeven niet telkens het wiel opnieuw uit te vinden, en kunnen relatief eenvoudig producten, diensten en werkwijzen van elkaar overnemen. De opbrengsten van leren van elkaar zijn legio, en leidt in elk geval tot minder ontwikkelkosten. Dus maakt het deel uit van hun strategisch beleid. Tot zover de theorie.
Maar…
Dan de praktijk. Iedere gemeente zoekt z’n eigen oplossingen. Voor de publieksbalie, het organisatieontwikkeltraject, de planning- en controlcyclus, de samenwerking met maatschappelijke partners, het omgaan met burgerinitiatieven… Natuurlijk, je surft wat op internet, de reeks praktijkvoorbeelden van de VNG is informatief, je bezoekt af en toe een congres en informeert eens bij een buurgemeente. Maar systematisch, en met focus leren van elkaar? Ik kom het nog weinig tegen.
In mijn dagelijkse praktijk begeleid ik leerkringen van directeuren bedrijfsvoering. Door middel van de benchmark Vensters voor Bedrijfsvoering worden zij in een trits van feitenonderzoek, belevingsonderzoek en duidingsgesprek ‘klaargestoomd’ om te leren van elkaar. Deze groep professionals is van oudsher naar binnen gericht; naar de eigen gemeentelijke organisatie. Die moet immers worden ondersteund of zonodig worden gedisciplineerd. Ook is bedrijfsvoeringinformatie – overheadpercentage, ziekteverzuim, ICT-kosten, interne klanttevredenheid – om er maar een paar te noemen – niet de meest voor de hand liggende informatie om te delen met anderen. Althans, niet in Nederland. Dat is overigens aan het veranderen. Niet snel, maar wel gestaag. Betrouwbare, gecheckte, transparante informatie en een gestructureerde leeromgeving is voor deze groep de basis om te kunnen leren van anderen. Eerst begrijpen, dan accepteren en dan pas leren.
Leerkring
Hoe anders gaat dat bij de leerkring van de participatieprofessionals (ambtenaren die burgerparticipatie en overheidsparticipatie faciliteren). Eigenlijk is dat meer een netwerk dan een leerkring. Deze ambtenaren vinden leren van elkaar logisch en noodzakelijk. Het is een basisprincipe in hun houding en gedrag. Ze zijn omgevingsgericht, informeel, creatief en speuren voortdurend naar innovatie en kansen in netwerksamenleving. Dat het nieuwe samenspel tussen overheid, markt en burgers steeds minder langs geijkte patronen loopt, vinden ze niet eng. Integendeel. Ze vinden het juist interessant, en daar willen ze deel van uitmaken. Toch heeft ook deze groep ondersteuning nodig bij het leren van elkaar, maar op een andere manier dan de professionals in de bedrijfsvoering. Een centraal ontmoetingspunt om te kunnen netwerken, een briefing over de laatste ontwikkelingen en begeleide intervisie, dat stimuleert hun leerproces.
Klimaat
Een methode die aansluit bij het thema en bij de doelgroep: is dat alles wat er nodig is voor een gunstig leerklimaat? Het is een basis, maar eigenlijk ook niet meer dan theorie. In de praktijk is er nog iets anders aan de hand. Een hinderlaag, dreigend op de achtergrond: de waan van de dag! Leren van elkaar is altijd belangrijk, maar zelden urgent. Dagelijkse ‘accuterie’ schreeuwt om aandacht en huppakee: het leren belandt op de reservebank. Daar weerstand aan bieden kan alleen als in de organisatie een cultuur van leren en experimenteren wordt ontwikkeld. Inclusief bestuurders en managers die overtuigd het voortouw nemen. Bewust kiezen, dan gaat leren vanzelf.
Over de Auteur: Mari-An Gerits is adviseur bij
Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten
(KING) en creëert leeromgevingen voor gemeenten
Geef een reactie