Politieke grip houden op samenwerkingen ligt meer in toepassing en het ‘politieke spel’ en veel minder in rechtsvormen, structuren en instrumenten.
– column – Rob de Greef
Kranten staan vol met klachten over de gebrekkige sturingsrelaties ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen. Daardoor zou een democratisch gat ontstaan. Een veel gehoorde oplossing zijn virtuele samenwerkingsverbanden of coöperaties. Maar leidt dit tot meer sturingsmogelijkheden vanuit de politiek? Dit geldt zeker wanneer nieuwe organisaties worden opgericht.
Vooropgesteld moet worden dat de Gemeentewet en de Provinciewet nog altijd een zogenoemde ‘voorkeur voor publiekrecht’ kennen. Dat betekent dat waar mogelijk via publiekrechtelijke weg moet worden samengewerkt en dat de privaatrechtelijke weg de uitzondering is. Dit is ingegeven omdat de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) waarborgen kent voor publieke verantwoording en openbaarheid, hoe gebrekkig die misschien in de praktijk soms werken. De privaatrechtelijke mogelijkheden zoals een BV,NV, stichting of coöperatie kennen dit soort waarborgen in beginsel niet.
De WGR voorziet in informatierechten voor individuele raadsleden en verantwoordingsplichten voor de bestuursleden van het openbaar lichaam, het BW kent deze niet bij privaatrechtelijke rechtsvormen. Ook bij de begrotingsprocedure kent de WGR een rol voor de raden, in het BW is deze rol niet opgenomen. Hoe komt het dan toch dat men in de praktijk denkt dat de WGR veel gebrekkigere vormen van legitimatie kent?
Onbekendheid
De voornaamste reden is onbekendheid. Zowel raadsleden als wethouders kennen de WGR niet, en weten zodoende niet welke verantwoordelijkheden en rechten zij hebben. Het helpt daarbij evenmin dat ook onder het ambtelijk apparaat de WGR een grote onbekende is. De WGR biedt een goede basis aan instrumenten die verder uitgewerkt moet worden in de gemeenschappelijke regeling (net als dat dit bij statuten gebeurt). Zo kan in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen dat bestuursleden ruggespraak moeten plegen met hun college of gemeenteraad, of zelfs met last namens het gemeentebestuur stemmen. Maar belangrijker dan allerlei formele instrumenten, is de toepassing van deze instrumenten. Wil men mogelijkheden hebben tot tijdige bijsturing, dan moet men vroegtijdig en structureel over informatie beschikken. Dat geldt zowel voor het college, dat vaak primair aan zet is, als voor de raad als controleur van het college en eindverantwoordelijke.
Het zou goed zijn als er een raadscommissie kwam die zich uitsluitend bezighoudt met controle op hetgeen er bij verbonden partijen gebeurt. De raad controleert dan structureel, en de leden van de commissie kunnen zich specialiseren omtrent de middelen ten aanzien van de verbonden partijen. Ook kan een gemeenschappelijk openbaar lichaam een vaste adviescommissie hebben waarin raadsleden van de verschillende deelnemers zitting hebben. Op die manier komen de raadsleden vroegtijdig aan informatie en kunnen zij, via gemeenschappelijke afstemming en druk, vroegtijdig sturen op hetgeen er binnen het samenwerkingsverband gebeurt.
College aan zet
Het is ook belangrijk dat collegeleden hun verantwoordelijkheid (nog) meer pakken. Zij zijn aan zet en verantwoordelijk. Laat niet teveel aan de ambtenaren bij zowel het samenwerkingsverband of de gemeente zelf over, hoezeer de kennis van deze ambtenaren natuurlijk gewenst is ter ondersteuning van de verantwoordelijke bestuurder. Daarnaast moeten wethouders eens nadenken over vaker naar een belangrijk samenwerkingsverband gaan. De banden tussen samenwerkingsverband en gemeente moeten niet los worden, er is immers sprake van verlengd lokaal bestuur. Dit kan verder uitgewerkt worden door de directie van het samenwerkingsverband te laten bestaan uit (top)ambtenaren van de betrokken gemeenten (een dubbelfunctie dus), maar ook door wethouders vaker een dag bij het samenwerkingsverband te laten werken (misschien soms wel een dag in de week, wanneer de taken waarvoor de wethouder primair verantwoordelijk is voornamelijk in een gemeenschappelijke regeling worden uitgeoefend).
Deze column bevat slechts een eerste verkenning van mogelijke oplossingen. Er zijn er natuurlijk nog veel meer. Kernboodschap is wel dat de oplossing veel meer ligt in toepassing en het ‘politieke spel’ en veel minder in rechtsvormen, structuren en instrumenten. Laat nieuwe raden en colleges daarmee aan de slag gaan!
Over de Auteur: mr. Rob de Greef (partner bij KokxDeVoogd, docent/onderzoeker aan de Vrije Universiteit en kerndocent van de Leergang Samenwerkingsverbanden tussen decentrale overheden en van de Actualiteiten Wgr van de VU Law Academy)
S.J.G. van der Linden says
Welke individuele kiezer kent de WGR eigenlijk? De WGR maakt een bestuurslaag mogelijk waar de doodgewone kiezer geen weet van heeft! Zou het niet beter zijn om regionale besturen te organiseren en alle gemeenten en provincies afschaffen? Dat biedt transparantie aan de kiezer en zeer waarschijnlijk een betere lokale bestuurbaarheid!