Discussies over schaalgrootte en uitvoeringskracht zijn van alle tijden en leiden volgens mij af van het doel: een geïntegreerde ontkokerde dienstverlening. Wordt het écht anders?
– column –
Cees Hamers
‘Deze onhoudbare situatie duurde 300 jaar’; de toekomst van de decentralisaties?
De eerste uitspraak refereert aan een roerige periode in China, en is vaak gebruikt in een cynische- en sarcastische context. Het sociale domein dat het Rijk de komende jaren naar de gemeenten decentraliseert, heeft ook het aureool van een never ending story. Blijft het problematisch, of wordt het écht anders?
Ik kijk terug op vier episoden uit mijn activiteiten met gemeenten. De episodes koppel ik aan vraagstukken die nu bij de decentralisaties spelen. Geen historische verhandeling, maar mijn perceptie vanuit de rol als kwartiermaker decentralisaties bij KING.
Ambtelijke regie of maatschappelijk initiatief
Veertig jaar geleden trad ik als net afgestudeerd socioloog in dienst bij een gemeenschappelijke regeling. Ik had een onderzoek naar deviant gedrag afgerond op een spiksplinternieuw regionaal woonwagencentrum. Het centrum verpauperde zo snel dat de gemeenten besloten niet te wachten op het maatschappelijk initiatief, dat zeker in die tijd het monopolie van het welzijnswerk had. Met collega’s combineerden we rollen als maatschappelijk werker, opbouwwerker, beheerder, leerplichtambtenaar en geweten van en naar de sociale dienst. En we waren ambtenaar.
Ik combineerde dat met het ambtelijk secretariaat van de gemeenschappelijke regeling. We bezochten de gezinnen, voerden de ‘keukentafel-gesprekken’ en regisseerden de dienstverlening, maar ook de handhaving. Waren wij als ambtenaar wel voldoende onafhankelijk van de overheid, en ondersteunden we als ambtenaar de doelgroep voldoende? In ieder geval waren we succesvol. Na aanvankelijke weerstand, was binnen tien jaar het regionale centrum met hulp van gemeenten en bewoners volledig gedeconcentreerd. Nog altijd geeft dat veel meer rust.
Schaalgrootte en effectiviteit
Dertig jaar geleden publiceerde het kabinet Lubbers-I de notitie ‘gemeentelijke herindeling’, en was er de wijziging Grondwet 1983. Een forse aanzet voor bestuurlijke herindeling. Gemeenten moesten samengaan, en naast provincies kwamen er stadsprovincies. In de jaren daarop sprak ik als provinciaal ambtenaar met collega’s van Amsterdam over de overheveling van taken en medewerkers. Er was een task force, want de provincie wilde een derde van haar medewerkers overdragen. Amsterdam zat daar niet op te wachten, wel op verantwoordelijkheden.
Integrale dienstverlening en specifieke aanpak jeugdzorg
Twintig jaar geleden zat ik in de IPO-werkgroep over de decentralisatie van de jeugdzorg naar de provincies. Maar lag decentralisatie naar de gemeenten niet meer voor de hand? Gemeenten kenden het welzijnsveld immers van nabij. Veel jongeren maakten een negatieve carrière in de verzorging door richting problematisch gedrag. Het gezin was meer in beeld als omgeving van de jongere, nauwelijks als onderwerp van de ondersteuning. Dat vroeg om kleinschalige aanpak. Het probleem was dat het veld van de jeugdzorg te versnipperd en te verkokerd was. De zorg was (nog?) niet te organiseren op lokaal niveau.
En tot slot: de informatievoorziening
Minder dan tien jaar geleden publiceerde de Commissie Postma/Wallage het rapport ‘het uur van de waarheid’ over de elektronische overheid. Ik deed in die tijd het business management voor gemeenten bij een van de grote leveranciers. De uitdagingen voor het op orde brengen van de informatievoorziening cumuleerden bij gemeenten. Er moest een Nationaal Urgentie (later Uitvoerings) Programma komen. Eerst de basis op orde, dan pas weer ruimte voor andere vernieuwing.
Op dit moment, halverwege de implementatie van het NUP, praten we over de modernisering van de Basisregistratie Personen, inrichting van de integrale informatievoorziening sociaal domein, beveiliging van informatie, de implementatie van de werkpleinen en de RUD’s, het Ondernemingsdossier en het Programma Digitaal 2017. Innovaties die grote aandacht van gemeenten vragen, honderden miljoenen aan implementatiekosten vergen en ernstige bedreigingen zijn voor de continuïteit van de dienstverlening. Want de aanpassingen raken het hart van de gemeentelijke administraties.
Gaat deze onhoudbare situatie dan nog 260 jaar duren?
Is er in 40 jaar iets veranderd? Ik ga niet mee met cynisme. Gemeenten zijn verder, over het algemeen beter georganiseerd en zich bewust van de uitdaging. Gemeenten onderzoeken nu voor complexe (kostbare) situaties, het belang van (overheids-)regie, wijkgerichte benadering en integrale dienstverlening via de ‘keukentafel’. Mijn ervaring zegt dat het, zolang het gemeentebestuur de verantwoording neemt voor regie en resultaat, niet interessant is of de gemeente of het maatschappelijke initiatief de uitvoering doet.
Discussies over schaalgrootte en uitvoeringskracht zijn van alle tijden en leiden volgens mij af van het doel: een geïntegreerde ontkokerde dienstverlening. Samenwerking, leren van en overlaten aan elkaar, zijn de goede antwoorden op de complexiteit die gemeenten terecht zien.
We verwachten dat het lokaal bestuur de ontkokering binnen de jeugdzorg gestalte kan geven. De integrale aanpak met andere zorg zal zelfredzaamheid bevorderen, en leiden tot een passende dienstverlening aan gezinnen. Daarvoor is tijd nodig, en meer ruimte voor experiment.
Er is wel een kritieke succesfactor. Gemeenten zijn uniek in het uitvoeren van hun dienstverlening. Maar er is, zo zegt mijn ervaring, geen enkele reden om in de bedrijfsvoering niet intensief samen te werken. Met name waar het de informatievoorziening betreft. Toch volharden veel gemeenten ook hier in een eigen aanpak. De huidige complexe veranderingen vragen van gemeentebesturen een gezamenlijke strategische keuze. De gemeente die alles zelf regelt, zal zijn burgers en medewerkers de komende jaren tekort doen.
Daarom hoop ik dat gemeenten de komende maanden hun deskundigen de ruimte geven om gezamenlijk een robuust overgangsscenario te ontwikkelen naar een gedecentraliseerde aanpak.
Geef een reactie