In het land woeden discussies over democratische legitimatie van samenwerkingsverbanden. Dan in het bijzonder over gemeenschappelijke regelingen. De rol van de raad moet verduidelijkt worden én versterkt worden is dan al snel de conclusie. Op zich is daar natuurlijk niets mis mee, maar de vraag is wel hoe reëel dit is
Want hoe reëel is het, gelet op de beschikbare tijd van raadsleden? Een gemeente zit immers niet in één samenwerkingsverband, dan was het te overzien, maar meestal in wel 10 tot 20 of zelfs nog meer samenwerkingsverbanden. Hoe kan daar nu grip op gehouden worden?
Politieke risico-analyse
Raadsleden zouden moeten beginnen met het maken van een risico-analyse, of deze te laten voorbereiden door het college, om te bekijken welk samenwerkingsverband(en) het grootste risico heeft/hebben op (politieke) problemen. Het zijn die gemeenschappelijke regelingen waarbij een zware politieke component is, bijvoorbeeld omdat er ook beleidsmatig wordt samengewerkt, omdat het om een zeer groot financieel risico gaat of omdat er in het verleden veel mis is gegaan, waar de aandacht van de raad zich primair op moet richten. Zie het maar als “handhavingsbeleid”: je controleert die samenwerkingsverbanden waarbij de grootste kans op een ramp bestaat. Daarbij kan dan vaker informatie worden ingewonnen en deze samenwerkingsverband kunnen vaker terugkomen op de raads- of commissievergadering. En voor deze samenwerkingsverbanden is het ook belangrijk dat raadsleden de collega’s in andere raden opzoeken om iets te kunnen bewerkstelligen!
Opschalen pas als nodig
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat andere samenwerkingsverbanden niet gecontroleerd moeten worden, net zo min als dat bedrijven met een zeer beperkt risico nooit gecontroleerd worden. Maar die controle kan steekproefsgewijs plaatsvinden of deze kan ook “uitbesteed” worden. Met uitbesteding wordt hier dan natuurlijk niet bedoeld aan een externe particuliere partij, maar aan de raad van een andere gemeente. De samenwerkingsverbanden die redelijk tot goed presteren, waar weinig misgaat en die politiek niet gevoelig liggen én waarbij een rol op afstand passend is gelet op de dualisering (zoals bijvoorbeeld bedrijfsvoeringssamenwerking in shared service centres) kan dan afgesproken worden dat de raad van de ene gemeente samenwerkingsverband A in de gaten houdt, terwijl de raad van een andere gemeente zich juist richt op samenwerkingsverband B. Dat scheelt werk per raad, en pas als een van de controlerende raden een probleem ontdekt dat politiek van aard is, kan dan worden “opgeschaald” naar alle raden.
Waken voor overbelasting
Op die manier is er altijd sprake van democratische controle, want dat is bij iedere vorm van publiekrechtelijke bevoegdheidsuitoefening van belang. Maar er wordt ook voorkomen dat raden en raadsleden overbelast raken omdat zij, naast hun normale raadswerk in de eigen gemeente, ook nog talloze samenwerkingsverbanden actief in de gaten moeten houden door naar platformbijeenkomsten, agendacommissies, klankbordgroepen of andere gremia voor raadsleden te moeten gaan. Al dat soort instrumenten zijn zeer nuttig, maar als ze voor ieder samenwerkingsverband worden toegepast, niet te behappen voor individuele raadsleden. Gewoon omdat er te weinig tijd is!
Auteur Mr Rob de Greef is Kerndocent van de Leergang Samenwerkingsverbanden tussen decentrale overheden van de VU Law Academy; docent/onderzoeker staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit en partner bij PROOF Adviseurs
. Het kan beter says
Samenwerkingsverbanden werken meestal uit naar een vorm van verdeel- en heerst systeem. De wethouders van de grootste gemeente leveren het grootste aandeel financieel. Navenant hebben deze wethouders/raadsleden namens hun gemeente de hoogste zeggingskracht. De overige leden van het overleg zijn meestal volgers en drinken een bak en schudden de lasten van hun rug! Kost veel tijd en levert niet op waarvan gedroomd was. Dus samenwerkingsverbanden van groot formaat staan ver af van deelnemende gemeenten en burgers!