Eindelijk leek er een samenwerkingsvorm te werken bij de lokale overheid: de Wgr-plusregio. De afschaffing heeft grootstedelijke samenwerking van de regen in de drup geholpen.
Dat stellen Klaartje Peters en Peter Castenmiller in een onderzoeksartikel dat zij naar aanleiding van een Vlaams congres over intergemeentelijke samenwerking. Ter sprake komt daar de Wgr-plusregio als een goed voorbeeld voor Vlaamse gemeenten waar samenwerking onvermijdelijk lijkt.
Het kind dat door Nederland met het badwater werd weggegooid lijkt in Vlaanderen misschien wel opvang te kunnen vinden. Maar waarom wilde de Nederlandse overheid niet aan deze vorm van samenwerking? Politiek opportunisme, concluderen de twee auteurs. Of misschien beter: Haags opportunisme.
De argumenten die voor de afschaffing werden gebruikt zijn namelijk niet erg steekhoudend en lijken vooral gelegenheidsargumenten te zijn geweest:
1. De plusregio’s deden afbreuk aan het huis van Thorbecke
Niet veel meer dan een retorisch argument, benadrukken Peters en Castenmiller. Het klopt niet en voegt inhoudelijk ook niks aan de discussie toe. Thorbecke heeft ‘zijn huis’ nooit als onwrikbaar of onveranderbaar beschouwd. Maar juist als een bouwwerk voor vernieuwing en verandering. Daarbij kan je je natuurlijk afvragen in hoeverre hij 150 jaar geleden de passende en onbetwistbare antwoorden voor de hedendaagse bestuurlijke uitdagingen heeft kunnen geven.
2. De plusregio’s veroorzaakten bestuurlijke drukte
Niets bleek minder waar. De plusregio’s gaven juist structuur aan talrijke samenwerkingen, kanaliseerden die. De onderzoekers concluderen samen met een advies van de Raad van State: “De stadsregio leidde tot een beperking van bestuurlijke drukte.” De effecten zijn nu zichtbaar. Daar waar de samenwerking in de plusregio duidelijk en overzichtelijk onder één paraplu was ondergebracht, zie je de samenwerking nu weer uitwaaieren, mett alle gevolgen van dien voor de slagkracht.
3. De plusregio’s hadden een gebrekkige democratische legitimatie
Het is zonder meer een feit dat de regionale tussenlaag van samenwerkende gemeenten een rechtstreekse democratische legitimatie mist. Maar onduidelijk is hoe groot dit democratische gat is. Bovendien is die kanttekening bij alle huidige vormen van samenwerking te plaatsen. Een onderzoekscommissie onder leiding van Ed Nijpels stelde vast “in alle regio’s bevredigende oplossingen zijn gevonden voor de beïnvloedingsmogelijkheden door gemeenteraden en voor de verantwoordingsplicht. De lokale besturen blijken daar in de praktijk goed mee te kunnen werken.”
4. Verplichte samenwerking in de plusregio’s past niet in de moderne tijd
Uit alles blijkt, zo stellen de auteurs, dat niet-vrijblijvende samenwerking leidt tot rust en continuïteit. Of zoals de Raad van State het voordeel formuleerde: “een wettelijk kader dat disciplinerend werkt; het beperkt de ruimte voor discussies over structuren, territoriale reikwijdte, bevoegdheden en financiën, zodat er meer tijd en energie beschikbaar is voor de bestuurlijke taken.”
En nu?
Inhoudelijke redenen om met de plusregio’s te stoppen waren er dus nauwelijks. Maar: wat gebeurd is gebeurd. De Haagse politiek zou zich nog eens achter de oren moeten krabben
Geef een reactie