Een model geldt als een reductie van een complexe situatie. In de politieke arena, in de media, in de rechtszaal en in academische kringen bedient men zich van rapporten, statistieken, modellen en algoritmes om een ander te overtuigen, de publieke opinie te beïnvloeden, of een toekomst te voorspellen. Hoe kunnen we weten of die rapporten, statistieken, modellen en algoritmes ‘waar’ zijn, of vanuit een bepaald belang of met een bepaalde bedoeling zijn geschreven of geconstrueerd?
Een paar voorbeelden. New Economy was eind jaren negentig een optimistische stroming in de economie. Economische mechanismen zouden zodanig onder controle zijn dat we voor recessies en economische crises nooit meer hoefden te vrezen.
Prof. Bas van Bavel beschrijft in De Onzichtbare Hand hoe open markten door de eeuwen heen tot bloei zijn gekomen en ook weer zijn ingestort. Zijn analyse begint in Irak rond 500 na Christus. In die tijd was er nog geen openbare bibliotheek, Nationaal Archief, CBS of SCP. Hoe volledig en betrouwbaar waren de bronnen waar Van Bavel uit heeft geput? Als zijn theorie klopt, dan staat de vrijemarkteconomie op instorten.
Klimaatdeskundige Ap Cloosterman onderzocht het effect van CO2 op ons klimaat. Met tijdreeksen die honderdduizenden jaren teruggaan, laat hij zien dat CO2 in onze atmosfeer betrekkelijk constant is en van weinig invloed op de opwarming van de aarde. Zijn tijdreeksen onderbouwen de stelling dat afkoeling van de aarde de komende decennia waarschijnlijker is dan verdere opwarming.
De Israëlische filosoof Yuval Hoah Hariri beschrijft en voorspelt in Homo Deus dat de samenleving steeds beter bestuurd wordt door artificiële intelligentie, door algoritmes die uit ‘big data’ nieuwe, soms heel verrassende, verbanden ‘aantonen’. Die verbanden bepalen vervolgens het (bij)geloof en het gevoel van grote groepen mensen en hun politiek, sociaal en economisch handelen.
Een groot maatschappelijk probleem
Met zijn DWDD-televisieoptredens bereikt Robbert Dijkgraaf een breed publiek. In zijn college over informatie stelde hij dat de hoeveelheid data binnen enkele jaren exponentieel zal groeien tot de niet te bevatten omvang van één yottabyte (1024). Dat, gevoegd bij de snelle ontwikkeling van zeer geavanceerde, verklarende en voorspellende modellen en algoritmes, biedt onze samenleving enorme kansen. Maar maakt haar ook bevattelijker voor virussen en ‘nepnieuws’. Denk daarbij niet alleen aan kwaadwillende Russen. Ook journalisten, opinieleiders, politici en zelfs wetenschappers kunnen ons met hun data, modellen en algoritmes op het verkeerde been zetten. Wellicht onbewust en onbedoeld. Maar vaak vanuit een bepaald belang of een bepaalde opinie.
Risico’s
Internetpionier Marleen Stikker hield onlangs bij de VNG een lezing waarmee zij een volle zaal gemeentebestuurders voorhield dat zij deze risico’s van de informatiesamenleving enorm onderschatten. Zelfs in de grootste gemeenten is er niemand te vinden die het ICT-terrein volledig overziet. Het probleem begint al bij de alfa’s en de bèta’s die geen gemeenschappelijke taal spreken en elkaar ‘dom’ vinden. Maar zich niet afvragen wie eigenaar is van de data en van de servers waarop de data staan; zich niet afvragen vanuit welke belangen de algoritmes zijn ontwikkeld.
Controle
Ook partijen in de Tweede Kamer beginnen zich te realiseren dat het gebruik van ongecontroleerde algoritmes de democratie kan uithollen en tot grote ongelijkheid in de maatschappij kan leiden. Binnen de regeringscoalitie denken partijen verschillend over de wenselijkheid en haalbaarheid van controle. De informatiesamenleving mag niet uitsluitend worden gedomineerd door commerciële datareuzen.
Vuistregels
Als wetenschappers en landbestuurders de informatiesamenleving al niet meer kunnen overzien, hoe moet een raadslid dan zeker(der) kunnen zijn van de informatie die hem van alle kanten, in rapporten en raadstukken wordt voorgeschoteld? Hij zou zich ten minste de vragen moeten stellen die Bruce Bartlett stelt in zijn handzame boekje The Truth Matters, zoals:
• Staat de bron bekend als betrouwbaar; hoe staat de eigenaar bekend; is er een redactiestatuut; worden fouten erkend en gecorrigeerd; is er onafhankelijk toezicht?
• Is de bron open en algemeen toegankelijk? Anonieme bronnen verdienen wantrouwen;
• Heb je te maken met een primaire (authentieke) bron? Die is doorgaans betrouwbaarder dan een secondaire (afgeleid; quotes; uittreksels);
• Ben je je bewust van de context? Is een begrip veranderd in de loop van de tijd, of door het gebruik in een andere context?
• Is de verwijzing vaag (‘in een onlangs verschenen rapport’) of precies en vindbaar?
• Wat heb je aan informatie die off the record wordt verstrekt (‘gelekt’)? Vraag je af of daar een bedoeling achter zit;
• Is ‘tegenbewijs’ toegelaten? Is hoor-en-wederhoor toegepast?
• Is alleen een model of algemeen rapport gebruikt of zijn ook door bewoners zelf waarnemingen gedaan?
• Worden in stukken steeds dezelfde maatstaven gehanteerd? Denk aan indexcijfers, koersen en prijzen, consequent gecorrigeerd voor – bijvoorbeeld – inflatie;
• Is een steekproef representatief? Is sprake van een toevallige momentopname of een significante tijdreeks? Hoe groot is de spreiding (deviatie)?
• Is wat je vindt in Wikipedia volledig en actueel? Leiden search engines naar de meest relevante en betrouwbare bron? Raadpleeg ook andere bronnen, zeker bij twijfel.
Officiële, wetenschappelijke rapporten en gegevens uit eigen gemeentelijke bronnen zoals WaarStaatJeGemeente (VNG) zijn voor het gemeentebestuur betrouwbaar, relevant en vergelijkbaar. Een specifieke vuistregel voor raadsleden is dan ook: vraag naar de VNG-rapporten, -modellen en -benchmarks waar een raadsvoorstel op gebaseerd is.
Omgaan met nepnieuws
Bartlett wijdt een apart hoofdstukje aan nepnieuws of fake news zoals dat sinds president Trump in de VS veelvuldig wordt verspreid. Zijn verre ambtsvoorganger Benjamin Franklin bediende zich er ook al van: hij gaf een vervalste krant uit om de Britse publieke opinie te misleiden en sympathie te kweken voor de jonge Amerikaanse republiek. Hoe vaker een leugen wordt verkondigd – en dat kan met de huidige digitale media veel gemakkelijker dan met een krant – hoe meer mensen in samenzweringstheorieën gaan geloven. Kranten als The Washington Post hebben speciale fact checking rubrieken en Nederlandse kranten, waaronder De Volkskrant en NRC, hebben dit voorbeeld gevolgd. Ook op internet zijn fact checking sites te vinden. Het Europese parlement heeft een fact checking programma gelanceerd. En in Nederland kennen wij verschillende ‘stemwijzers’. Het grote probleem is natuurlijk: wie controleert de feitencontroleur? Die kan er gemakkelijk van worden beticht de vrijheid van meningsuiting te beknotten. Onder die vlag zullen nog vaak aperte leugens worden verspreid. Een gezaghebbende mening hoeft niet te stroken met feiten.
Tot slot
Toepassen van de vuistregels en kritisch omgaan met nepnieuws is een begin van kritisch omgaan met voorspellingen en beweringen. Maar zouden wij daarmee het realiteitsgehalte van de voorbeelden uit het begin van dit artikel beter kunnen bepalen? Het model New Economy deugde niet – dat is gemakkelijk achteraf vast te stellen. Maar destijds geloofden wij er graag in. De les die we hieruit trekken luidt: als iets te mooi is om waar te zijn, is het dat ook. De toekomst van de vrijemarkteconomie is van heel veel geopolitieke factoren afhankelijk. Hier geldt: resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. De klimaatontwikkeling wordt ons voorspeld op basis van een overdaad aan wetenschappelijke rapporten. De les is hier: tijdreeksen extrapoleren is een (schijn-)exacte vorm van statische wetenschap die niet tot valide inzichten zal leiden als omgevingsfactoren drastisch veranderen. En Yuval Hoah Hariri is wellicht de grootste verteller onder de wetenschappers, maar zeker niet de grootste wetenschapper onder de vertellers.
Kees Duijvelaar, raadslid IJsselstein
‘He who knows nothing is nearer to the truth than he whose mind is filled with falsehoods and errors’ – Thomas Jefferson, 1807
Geef een reactie