Onlangs stuitte ik in mijn werk als raadslid op het fenomeen van burgermeetnetten; inwoners die uit frustratie, nieuwsgierigheid of kennisontwikkeling zelf luchtkwaliteit gaan meten. Na wat onderzoek en gesprekken vraag ik me steeds meer af of de grootste uitdaging van dit nieuwe fenomeen de technologie of de kosten zijn, of dat het uiteindelijk niet veel meer een sociaal in plaats van een wetenschappelijk experiment is. Hoe gaan burgers en overheid met dit soort participatieve vormen om?
In dit artikel doe ik een eerste aanzet voor deze discussie en beschrijf ik de ontwikkelingen in de bredere context van ‘citizen science’; Wat kunnen we ermee, wat levert samen meten op? Kan het zorgen voor een meer gelijkwaardige relatie tussen overheid en inwoners?
Berekeningen en metingen
Kloppen die berekeningen over luchtkwaliteit en geluidshinder wel? Waarom wordt niet gewoon de feitelijke situatie gemeten in mijn buurt? Hoe zit het nu precies met de gevolgen voor de luchtkwaliteit en geluidsoverlast? Dit zijn de vragen die sommige inwoners hebben wanneer ze worden geconfronteerd met de aanleg van een nieuwe weg of een eventuele uitbreiding van een vliegveld. Hoewel er natuurlijk grote groepen inwoners zijn die het allemaal prima vinden of niet van zich laten horen, is er daarnaast ook altijd een actieve groep die je waarschijnlijk als raadslid vaak ziet en hoort. Ze maken zich grote zorgen over de effecten van het project op de gezondheid van hun zelf of hun kinderen. Ze komen inspreken bij de commissies, in de raad en sturen regelmatig e-mails met nieuwe informatie. Deze groep is vaak goed georganiseerd en goed geïnformeerd. Zo kunnen ze raadsleden van belangrijke informatie voorzien. En soms zijn ze zo goed geïnformeerd dat ze zelfs fouten uit onderzoeken kunnen halen. Zoals ook gebeurde in Lelystad, waar een actiegroep fouten aan het licht bracht in een onderzoeksrapport tegen de voorgenomen uitbreiding van het vliegveld. De actiegroep eiste dat het ministerie alsnog naar de zogenoemde milieueffectrapportage (m.e.r.) zou kijken. Consequentie: de uitbreiding is met een jaar uitgesteld.
Inwoners kunnen nu ook zelf meten
Wat nu als je deze betrokkenheid van inwoners combineert met technologische ontwikkelingen, zoals het zelf kunnen meten van de luchtkwaliteit? Dan liggen er grote ontwikkelingen in het verschiet. Sterker nog, het gebeurt al! Weliswaar op experimentele schaal, maar wel al zo dat het interessant wordt om rekening mee te gaan houden. Een voorbeeld hiervan is de onlangs opgezette ‘Luchtmeetnet Hillegersberg Schiebroek’ (LHiS) in de gemeente Rotterdam. Bewoners van deze wijk maken zich zorgen over de luchtkwaliteit. Het gaat om een wijk waar al veel verkeer is, maar die daarnaast ook nog geconfronteerd wordt met een nieuwe rijksweg en een mogelijke uitbreiding van het ernaast gelegen vliegveld. Met een subsidie van de deelgemeente van 50.000 euro plaatsten ze dertig fijnstof- en zestien stikstofmeters. Er zijn ook andere experimenten in Nederland, zoals het project MySense. Hier meten burgers de luchtkwaliteit in een agrarische regio in Noord-Limburg. Dit als gevolg van plannen voor de vestiging van mega varkens-, kippenvlees- en mestverwerkingsbedrijven en het gemis aan lokale meetgegevens en monitoring van luchtkwaliteit. Of het voorbeeld in de gemeente Eindhoven, hier is een samenwerking tussen overheid en de burgercoöperatie AiREAS die een innovatief luchtmeetnet heeft ontwikkeld.
‘Citizen science’
Dit fenomeen, burgermeetnetten, het samen meten, past binnen de bredere ontwikkeling van ‘citizen science’. Waar vroeger het verzamelen van data was voorbestemd aan de professionals, zoals de universiteiten en onderzoeksinstituten, wordt tegenwoordig vaker gekeken of ook (weer) burgers betrokken kunnen worden. Het idee is dat burgers heel goed in staat zijn om met lokale kennis, creativiteit, extra rekenkracht, financiële middelen of dataverzameling bij te kunnen dragen aan onderzoek. Soms worden burgers bij het hele onderzoeksproces betrokken: van het opstellen van de onderzoeksvraag tot het verwerken van de resultaten.
Vooral het verzamelen van grotere hoeveelheden data op een grote(re) geografische schaal is één van de grote voordelen van het samen meten. Denk aan mensen die worden opgeroepen om mee te doen met maritiem onderzoek. De oceaan heeft nog zoveel verborgen geheimen, dat elke hulp welkom is voor het ontdekken van nieuwe soorten. Maar ook het RIVM ziet dat dit onderwerp leeft. Zij ondersteunt deze ontwikkeling en bouwde een Innovatie Milieumonitoring Netwerk op van bevlogen burgers en gemeenten die lokaal de luchtkwaliteit meten. Deze gegevens in combinatie met andere databronnen, bijvoorbeeld metingen van gezondheid, kunnen nieuwe interessante informatie bieden.
Overigens, de redenen waarom burgers (mee) doen aan ‘citizen science’ zijn divers. Sommigen vinden het leuk om bij te dragen aan onderzoek en wetenschap. Mensen doen het ook omdat ze interesse hebben in hun omgeving en gezondheid. Ze willen aanvullende lokale metingen ter geruststelling of controle van officiële metingen. Een veel gehoorde reden is dat veel waarden over fijnstof, stikstofoxide of ammoniak in de lucht tot stand komen door berekeningen, het zelf meten de inwoners meer vertrouwen kan geven in de gegevens.
Wat levert samen meten op?
Het officieel meten van de luchtkwaliteit, zoals dat op dit moment door het RIVM wordt uitgevoerd voor heel Nederland, kost ieder jaar miljoenen euro’s. Als burgers bijdragen aan extra dataverzameling, ontstaat een meer gedetailleerd lokaal beeld van de luchtkwaliteit. Op dit moment zijn de burgermetingen nog niet van die kwaliteit dat ze kunnen worden opgenomen in de officiële metingen. Maar de ontwikkelingen staan niet stil; metingen worden beter, apparatuur kleiner en goedkoper. Zo wordt het steeds toegankelijker voor grotere groepen.
Overigens leveren deze metingen waarschijnlijk meer op dan alleen maar extra gegevens. Het zorgt er misschien voor dat inwoners meer betrokken zijn en zich bewuster worden van de eigen verantwoordelijkheid. Je kunt meten wat je wilt, maar de bron van vervuiling aanpakken is natuurlijk de beste oplossing. Zo heeft het stoken van houtkachels direct invloed op de luchtkwaliteit. Met extra lokale gegevens is het mogelijk om met onderbouwing tot nieuw beleid te komen.
Daarnaast kunnen burgermetingen zorgen voor een gelijkwaardige interactie tussen overheid en inwoners. Mensen hebben meer vertrouwen in eigen verkregen data dan in data die de overheid levert. Maar hoe betrokken en bewuster de mensen ervan worden, is nu nog eigenlijk gissen. Zijn het niet steeds dezelfde mensen die meedoen en niet meedoen? Misschien ook iets om samen met de inwoners te meten? Want wellicht is het zelf meten uiteindelijk meer een sociale dan een wetenschappelijke ontwikkeling: hoe gaan burgers en overheid met dit soort participatieve experimenten om?
Ineke den Heijer, raadslid gemeente Lansingerland
Geef een reactie