De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) bracht op 28 juni 2017 het advies ‘Democratie is méér dan politiek alleen’ uit. Kern van dit advies is dat mensen te weinig invloed hebben op het reilen en zeilen van hun woningcorporaties, zorginstellingen en onderwijsorganisaties.
Huurders, patiënten, leerlingen en hun ouders zijn dan wel niet de formele maar wel de morele eigenaar van deze organisaties. Dat moet zichtbaar worden gemaakt door mensen meer zeggenschap te geven. RaadsledenNieuws wilde weten wat de lokale politiek kan leren van dit advies en ging in gesprek met een van de opstellers van het advies, Pieter de Jong.
Jullie stellen dat burgers vertrouwen blijven houden in een stelsel van representatieve democratie, maar dat ze bijzonder kritisch kijken naar de rol van politici en politieke partijen. Hebben jullie hier een verklaring voor?
De Jong: “Eerst een aantal opmerkingen vooraf. Ten eerste moeten we ons realiseren dat burgers meer zijn dan alleen staatsburgers. Burgers hebben met de politieke gremia in het dagelijks leven niet zo veel te maken. Burgers hebben veel meer te maken met onderwijs, zorg en woningbouw. Juist op deze maatschappelijke domeinen moet je aan de burgers zeggenschap bieden. Op lokaal niveau zie je steeds meer dat de lokale politiek behoorlijk wat mogelijkheden biedt aan burgers om initiatieven te ontplooien en individuele en collectieve invloed te hebben op hun eigen woon- en leefsituatie.
In de tweede plaats zijn burgers steeds beter geïnformeerd en hoger opgeleid. Burgers willen daardoor meer te zeggen hebben op de maatschappelijke domeinen. Het algemene gevoel van de ROB is dat burgers nog steeds te weinig mogelijkheden krijgen om de zeggenschap op maatschappelijke domeinen ten uitvoer te brengen.
Dan naar je vraag. De democratie staat er in algemene zin heel positief op bij burgers. Ze associëren democratie met verkiezingen, met het one man, one vote-principe, vrijheid van meningsuiting.Democratie is een abstract begrip. Mensen zijn positief over de representatieve democratie waarin ondermeer het algemeen kiesrecht verankerd is.
In de concrete praktijk van politiek bedrijven ontstaat het beeld van politici die elkaar baantjes toeschuiven en politici die in integriteitskwesties verzeild raken. Ook van politieke spelletjes zijn burgers niet gediend. Mensen willen meer democratie, maar minder politieke spelletjes. Veel mensen voelen zich onvoldoende gehoord. Daarom hoor je voortdurend de roep om meer directe democratie. Directe democratie is lastig voor met name landelijke politici. Zie bijvoorbeeld het voornemen in het regeerakkoord om het referendum af te schaffen terwijl er nog geen goede evaluatie van de werking van dat instrument heeft plaatsgevonden. Vooral laagopgeleide mensen hebben het gevoel dat hun stem er niet toe doet. Juist deze groep pleit voor meer directe democratie.”
In het advies geven jullie aan dat de onteigening van de burger, of zijn verschraling tot ‘klant’, het meeste opvalt. Vindt de ROB dat gemeenten in het verleden met klantgericht werken fundamenteel onjuiste keuzes hebben gemaakt?
De Jong: “Klantgericht werken is op zich prima als het gaat om hele concrete dienstverlening zoals de uitgifte van paspoorten en het ophalen van het huisvuil. Efficiënt en klantvriendelijk werken tegen een billijk tarief is wat de burger bij deze vormen van dienstverlening wenst. Voor allerlei andere zaken zoals de inrichting van de publieke ruimte en activiteiten van de gemeente op het sociaal domein moeten gemeenten de burgers behandelen als burgers door aan hen zeggenschap te geven. Dit kan bijvoorbeeld via adviesraden. Hierbij moet je er wel op toezien dat deze adviesraden de goede lijntjes hebben naar de gehele achterban. Hierop moet je als gemeente ook sturen. Het is verstandig om bijvoorbeeld in het sociaal domein beelden van adviesraden en sociale wijkteams naast elkaar te leggen om een totaalbeeld te krijgen. Deze informatie kun je bijvoorbeeld ook leggen naast informatie van de GGD over de gezondheidstoestand van wijken.
Gemeenteraden én medezeggenschapsorganen zoals huurdersorganisaties en cliëntenraden moeten zich realiseren dat hun vergadercultuur mensen afschrikt om zich aan te melden als kandidaat voor gemeenteraden en medezeggenschapsorganen. Probeer dus af te raken van deze vergadercultuur. Je ziet nu nog dat gemeenteraden zich te veel richten op de agenda van het college en zich tot in detail uit willen spreken over de vele aangeleverde stukken. Gemeenteraden moeten meer hun eigen agenda bepalen. Raadsleden worden vaak meegezogen in wat het college van belang vindt en zij passen zich aan de bestaande rituelen aan. Raadsleden raken daarmee het zicht op de eigen achterban en ‘de samenleving’ kwijt. Mijn pleidooi is dan ook om in het oog te houden wat de eigen achterban belangrijk vindt en niet wat het college belangrijk vindt. Dit kan door te zorgen voor een eigenstandige informatievergaring en -verwerking onder meer door contacten met de eigen achterban en de burgers van de gemeente. Probeer met deze informatie het college van B&W te voeden. De cultuur die gekenmerkt wordt door het lezen van en vergaderen over stukken die aangeleverd zijn door het college moet doorbroken worden. Dit om ruimte te maken om meer naar buiten te gaan, figuurlijk, maar zeker ook letterlijk.”
Jullie stellen dat het niet verwonderlijk is “dat burgers – vooral op lokaal niveau – meer en meer het heft in eigen handen nemen.” Op welke wijze kan de gemeenteraad zich in de visie van de ROB het beste verhouden tot initiatieven van burgers en hoe dient gekeken te worden naar ruimte voor burgerinitiatieven in relatie tot de kaderstellende en controlerende rol van de gemeenteraad?
De Jong: “De lokale overheid moet vooral loslaten als zich burgerinitiatieven aandienen. Wel moet de gemeente letten op de borging van rechtstatelijke en publieke belangen. Wordt gewerkt binnen de kaders van de wet? Krijgen alle burgers de gelegenheid zich aan te sluiten? Wordt hieraan voldaan, laat dan de ruimte aan een burgerinitiatief. Laat zo veel mogelijk over aan burgers zelf. Veel burgers hebben kennis, ervaring en een hoge opleiding. Maak hier als gemeente gebruik van.”
De ROB constateert dat “De algemene trend is dat veel burgers hun rol als democratisch participant oppakken, of dat in elk geval willen. Zij willen niet alleen meer klant zijn, maar zelf – mee – aan het roer staan voor zaken die niet alleen in hun eigen maar ook in een collectief belang zijn.” Dit klinkt hoopgevend. Maar er zijn ook burgers die hun rol als democratisch participant niet kunnen of niet willen oppakken. Hoe dient in de visie van de ROB een gemeenteraad met deze groep van mensen om te gaan?
De Jong: “Wanneer het niet willen participeren een bewuste keuze is op basis van goede informatie dan moet je dit als gemeente accepteren. Vaak vinden deze burgers het goed zoals het gaat. Vaak komt het niet willen participeren overigens voort uit een tijdsprobleem. Deze burgers vragen ook om erkenning van het feit dat ze niet participeren. Deze burgers kunnen overigens wel zeer betrokken zijn maar ze vinden dat hun belangen goed worden behartigd. En als dat in hun ogen niet (meer) het geval is, trekken zij als betrokken burgers aan de bel.
Ten aanzien van burgers die niet kunnen participeren, moet je als gemeente hopen dat er organisaties zijn die de belangen van deze groep burgers mee kunnen nemen. Denk bijvoorbeeld aan patiëntenverenigingen, cliëntenraden of huurdersorganisaties.
Om te zorgen dat zo veel mogelijk burgers kunnen en willen participeren, is mijn advies aan gemeenten om onderwerpen waarop participatie gevraagd wordt zo concreet mogelijk te maken. Dit kan door onderwerpen themagewijs of buurtgericht aan te pakken.”
De ROB stelt dat voldoende ruimte voor professionals essentieel is voor de zeggenschap van burgers. Heeft de ROB het idee dat professionals voldoende ruimte krijgen?
De Jong: “Professionals zijn onder druk van de media en de politiek steeds meer ruimte zelf gaan pakken. Dit vanuit de roep om meer maatwerk. Aan de andere kant is er nog steeds sprake van een forse afvinkcultuur. Beroepsorganisaties willen er alles aan doen om te voorkomen dat professionals fouten maken. Dit willen ze voorkomen door zeer uitgebreide protocollen op te stellen. Deze komen boven op de protocollen van inspecties en de rijksoverheid.
Mijn advies aan gemeenteraden is om duidelijke afspraken met maatschappelijke organisaties te maken over de gewenste output. Hanteer hierbij kwaliteitstandaarden ook gerelateerd aan het proces, maar laat veel ruimte aan organisaties en professionals om de processen in te richten. Onderdeel van de kwaliteitstandaarden zou kunnen zijn dat de meest betrokken burgers worden gehoord en dat je een representativiteitstoets uitvoert. Laat ook verantwoording afleggen voor het verloop van het proces. Welke processen doorlopen partijen om de doelen te behalen? Check als gemeenteraad niet alleen of maatschappelijke organisaties contact hebben gehad met hun achterban: ga ook na wat het contact heeft ingehouden en opgeleverd, en of en zo ja hoe dat is teruggekoppeld naar de achterban, en hoe de achterban een en ander – inhoud én proces – beoordeelt.
Voor het volledige advies zie: http://bit.ly/rob-democratie.
Wim Voeten, raadsgriffier gemeente Etten-Leur
Geef een reactie