De werkzaamheden van de gemeenteraad voltrekken zich in de openbaarheid. Dat is te lezen in artikel 23 lid 1 Gemeentewet. Er zijn situaties waarbij het nodig is dat er een raadsvergadering is zonder pers en publiek. In die gevallen kan de raad op grond van artikel 23 lid 3 Gemeentewet besluiten dat in beslotenheid wordt vergaderd. Dit besluit wordt dus door de raad genomen, niet door de burgemeester of college.
Dan heb je een besloten raadsvergadering. Geen pers, geen publiek. Maar niet de verplichting voor de aanwezigen om geheimhouding in acht te nemen over hetgeen in die vergadering wordt gezegd en aan stukken wordt overlegd. De totstandkoming van die geheimhouding vindt plaats door een raadsbesluit tot opleggen van geheimhouding. De bevoegdheidsgrondslag hiervoor is artikel 25 lid 1 Gemeentewet. In dit wetsartikel wordt een link gelegd naar artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Zonder de aanwezigheid van een of meer van de in dat artikel genoemde gronden kan geen geheimhouding worden opgelegd. Dat geldt ook voor de situatie dat burgemeester, college of commissie een stuk naar de raad of enkele raadsleden willen sturen, en op dat stuk geheimhouding willen leggen.
Opzettelijk ‘lekken’
Als sluitstuk, tevens sanctie, van geheimhouding is in artikel 272 Wetboek van Strafrecht geregeld, dat opzettelijk ‘lekken’ uit geheimhouding wordt aangemerkt als misdrijf. Hierop staat een maximum celstraf van een jaar of een geldboete van de vierde categorie. Dan hebben we het over het niet geringe bedrag van 20.500 euro.
Het opleggen van geheimhouding is dus met een aantal waarborgen omgeven. En dat is maar goed ook, want het tast de vrijheid aan om het met een ander ergens over te hebben. Toch is de bestuurlijke praktijk niet altijd genegen c.q. bereid om het instrumentarium van geheimhouding toe te passen als bepaalde informatie binnenskamers moet blijven. In plaats van ‘geheim’ wordt dan gebruik gemaakt van het woord ‘vertrouwelijk’. Dan is het ‘minder juridisch’ en daarmee eenvoudiger te hanteren. Voordeel van de bestuurder is dat door hem duidelijk is gemaakt dat over de betreffende informatie het zwijgen moet worden aangehouden ‘omdat ik het je zeg’.
Knevelpraktijk
‘Vertrouwelijk’ is een woord dat de Gemeentewet niet kent. Laat staan dat er een link wordt gelegd naar artikel 10 Wob. Bestuurders die dit woord wensen te hanteren kunnen dit dus feitelijk onbeperkt en onbelemmerd doen. Deze in de praktijk gegroeide knevelpraktijk staat op gespannen voet met het met waarborgen omgeven stelsel van het opleggen van geheimhouding zoals dat in de Gemeentewet is vastgelegd. In de circulaire van de minister van BZK d.d. 29 april 2016 (Kenmerk 2015-0000768814) wordt, onder verwijzing naar de memorie van toelichting bij de Gemeentewet, dan ook afgeraden om de term ‘vertrouwelijk’ te gebruiken, en uitsluitend gebruik te maken van ‘geheim’ (Idem, paragraaf 4.1).
Het is de strafrechter die het laatste woord heeft ingeval van een vermeend lekken uit geheimhouding. Het valt daarbij op dat deze een andere (ruimere) benadering kiest dan de minister van BZK. De Hoge Raad heeft uitgesproken dat ‘de burgemeester als voorzitter van het raadspresidium met de vermelding van het woord ‘vertrouwelijk’ bij een toegezonden agenda de geheimhoudingsplicht heeft vastgelegd’ (HR 26-10-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2422).
In het daaraan voorafgegane arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 1 april 2008 (ECLI:NL:GHSHE:2008:BC8346) staat de volgende passage: ‘voor de bepaling van de reikwijdte van het ambtsgeheim gekeken moet worden naar de hoedanigheid van de informatieverstrekker, de aard van de verstrekte informatie, het moment van de informatieverstrekking en de hoedanigheid waarin verdachte de informatie is verstrekt. Het hof oordeelt tegen die achtergrond dat verdachte zijn ambtsgeheim heeft geschonden, nu hij reeds een aantal malen als raadspresidium-lid was gewezen op het vertrouwelijk karakter van de stukken en de waarde die de gemeente Tilburg daaraan hechtte.’
Het is vreemd dat het Hof en de Hoge Raad een overweging hanteren die niet kan worden herleid naar het bepaalde in artikel 25 Gemeentewet.
Wetsuitleg
Deze discrepantie in wetsuitleg kan niet worden uitgelegd aan al diegenen die te maken hebben met bestuurders die de term ‘vertrouwelijk’ wensen te gebruiken, te pas en te onpas. Het brengt al diegenen die daarmee worden geconfronteerd in een ongemakkelijke en rechtsonzekere positie. Hen wordt de met rechtswaarborgen omgeven setting van de geheimhoudingsbepalingen die de Gemeentewet bevat met kracht onthouden. Het komt feitelijk neer op knevelen en zou moeten worden verboden. Dit soort praktijken past niet in een democratische rechtsstaat.
Mr. Olaf Schuwer, bestuurlijk-juridisch consultant, publicist
Geef een reactie