Voor een goed lokaal bestuur zijn goede bestuurders nodig. Dat geldt voor de burgemeester, wethouders en raadsleden. Wethouders worden min of meer geselecteerd als ‘het beste jongetje of meisje van de klas’. Dat geldt niet voor raadsleden.
Raadsleden komen om voor de partij moverende redenen op de lijst van hun partij. Of zij daarmee aan alle vereiste kwaliteiten voor het raadslidmaatschap voldoen, is de vraag. Veel gemeenteraden en hun griffiers storten zich dan ook in allerlei vormen van opleiding en scholing. Met als prangende vraag: kun/moet je van elk dubbeltje een kwartje maken?
Kwaliteit of kwaliteiten?
Kwaliteit is een lastig, want subjectief begrip. Dat geldt al helemaal voor de kwaliteit van raadsleden. Wat de een aanspreekt of goed vindt, vindt een ander helemaal niet. Je kunt heel goed van de tongriem gesneden zijn en mooie volzinnen spreken, maar vervolgens geen resultaat boeken. Gelijk hebben is immers heel wat anders dan gelijk krijgen. Omgekeerd zijn er heel wat stille krachten in fracties die in allerlei verbanden goed (politiek) werk doen, maar voor het publiek veel minder zichtbaar zijn. Een goede kandidatenlijst bevat idealiter dan ook een optimale mix van kwaliteiten om als fractie het raadswerk goed te kunnen doen. Hoe sterker daarbij de individuele fractieleden zijn, hoe beter het is. Daarom is het beter te spreken van de kwaliteiten van een raadslid en niet van de kwaliteit.
Opleiding
De traditionelere partijen fungeerden in het verleden als hun eigen opleidingsinstituut. Bestuurders werden opgeleid in verschillende maatschappelijke verbanden (vakbond, kerk, vereniging e.a.) en van daaruit vaak gerekruteerd voor volksvertegenwoordigende en bestuurlijke functies. Later ontwikkelden deze partijen via hun eigen scholingsinstituten, gesubsidieerd door de rijksoverheid en eigen inkomsten, hun eigen programma’s voor opleiding en scholing. Het ging er daarbij (nog steeds) om partijgenoten bekend te maken met het gedachtengoed van de partij en de politieke vertaling ervan. Tegelijkertijd werd daarmee het partijpolitieke netwerk verstevigd en uitgebouwd, Vandaag de dag zien we dat deze politieke vorming zich heeft uitgebreid tot een scala aan trainingen en opleidingen waaruit ook beginnende raadsleden kunnen kiezen. Veel van hen maken daar gebruik van.
Lokale partijen
Bij de laatste herindelingsverkiezingen is in vijf van de twaalf gemeenten een lokale partij als winnaar uit de bus gekomen. Zo hebben in Noordwijk de lokale partijen samen 48,1 procent van de kiezers achter zich weten te scharen, in Groningen daarentegen maar 11,1 procent. Met de opkomst van de lokale partijen (zij bezetten ruim een derde deel van het totaal aantal raadszetels) is het partijpolitieke speelveld behoorlijk aan het veranderen. Dat geldt ook voor de betekenis van vorming en opleiding.
De toename van het aantal gevallen wethouders wordt wel eens toegeschreven aan de instabiliteit van deze lokale partijen. Recentelijk kwam de situatie in het gemeentebestuur van Vlaardingen in het nieuws. Is het zo dat een crisissituatie zich vaker voordoet bij een fractie van een lokale partij dan bij een fractie van een traditionele partij? Onderzoek daarnaar wijst dat niet eenduidig uit. En ligt de oorzaak dan in het minder of niet toegerust zijn op de taak als raadslid? Kunnen politieke vorming en opleiding eraan bijdragen dat er meer deskundigheid en vaardigheden ontwikkeld worden waarmee een politieke crisis in fractie of college kan worden voorkomen?
Voor mij vooral een aantal vragen die van belang zijn bij de kernvraag wat je als effect van vorming en opleiding op de kwaliteit van raadsleden mag verwachten. Politieke instabiliteit kan immers ook heel andere oorzaken hebben dan een gebrek aan politieke vorming. Maar ook hier geldt net als bij het reguliere onderwijs: een goede opleiding is nooit weg. Het feit dat lokale partijen, zonder een landelijke ‘vader/moeder’ met instituten voor vorming en opleiding, in omvang en aantallen raadszetels groeien, kan dan ook niet zonder betekenis blijven. Lokaal zal daar meer aandacht voor moeten zijn.
Politieke vorming
De laatste jaren is de aandacht voor politieke vorming al flink toegenomen. Politieke partijen zelf, maar ook ProDemos met cursussen als Politiek Actief, bieden vormingscursussen aan. Ook op de commerciële markt zijn allerlei cursussen te volgen. Daarenboven zijn gemeenteraden en hun griffiers ook bezig hun eigen opleidingsprogramma’s te ontwikkelen. Bij de start van een nieuwe gemeenteraad draaien in veel gemeenten de inwerkprogramma’s waarin raadsleden kennismaken met het lokale beleid, de gemeentelijke organisatie en allerlei praktische vragen.
Wat zit er in mijn instrumentenkistje als raadslid, mag ik direct contact zoeken met een ambtenaar, wie helpt mij bij een initiatiefvoorstel of motie? Veel inwerkprogramma’s bevatten ook een vaardighedencomponent; debattraining en voorzitterstraining worden veel ingezet. Maar ook andere vaardigheden als het snellezen, het selecteren van informatie en pitchen kunnen ontwikkeld worden. En het feit dat dit gebeurt voor alle raadsleden (en commissieleden, schaduwraadsleden, fractievolgers) geeft daarbij meerwaarde. Want samen leren bevordert een klimaat waarin raadsleden elkaar weten te vinden, elkaar leren respecteren en elkaar ook kunnen helpen bij ieders ontwikkelproces.
Van belang daarbij is dat die inwerkprogramma’s niet een druppel op een gloeiende plaat blijven. In de loop van de raadsperiode horen herhaling en verdieping, en feedback daarop, plaats te vinden. Steeds meer griffiers ontwikkelen daarom voor hun gemeenteraad een doorlopende leerlijn. En daarbij is het goed als er een goeie interactie is tussen de vragers (raadsleden: wat wil ik leren/ontwikkelen?) en de aanbieders (griffiers/opleiders/trainers: wat zijn nuttige zaken om te leren als volksvertegenwoordiger?). En ik ben daarbij eigenlijk nog maar weinig mensen tegengekomen die van zichzelf zeiden: ‘ik weet alles al en hoef niet meer te leren’.
Essentieel is daarbij een goed leerklimaat: een setting waarbij raadsleden in een vertrouwde omgeving met elkaar kunnen leren en reflecteren. Dat is helaas niet overal mogelijk. Er zijn gemeenten waar, en dat klinkt wellicht wat raar, het politiek klimaat zo politiek is dat zinvol leren met elkaar niet mogelijk is. Alles is politiek, maar politiek is ook niet alles.
Ben je als raadslid ooit uitgeleerd?
Nee. Je kunt nooit op je lauweren rusten. Het kan beslist zo zijn dat je op een gegeven moment zo ervaren bent dat je altijd ter plekke wel een bijdrage kunt leveren of een standpunt kunt formuleren. Maar er zijn zo veel ontwikkelingen dat er altijd nog te leren valt. Aan de kant van de inhoud gaat het dan om beleidsmatige ontwikkelingen (zoals de Omgevingswet, sturing in regionale netwerken, omgang met burgerinitiatieven, ondermijnende criminaliteit, datagedreven sturing e.a.). Maar ook aan de kant van de vaardigheden ben je nooit uitgeleerd (gebruik moderne media, omgang met burgers, omgaan met agressie, feedback geven). De toenemende transparantie maakt dat er ook sneller integriteitsissues aan de orde worden gesteld. Dat betekent dat er ook meer aandacht moet zijn voor de sociaalpsychologische aspecten van volksvertegenwoordigerschap. Een belangrijke vraag is dan ook hoe volksvertegenwoordigers kunnen worden geselecteerd en opgeleid voor het op een ordentelijke manier doen functioneren van onze democratie. En hoe zij daarbij ondersteund moeten worden.
ROB en ProDemos
De Raad voor het openbaar bestuur (ROB) heeft in zijn rapport ‘Voor de publieke zaak, Over een aanlokkelijk perspectief voor de decentrale volksvertegenwoordiger’, een aantal aanbevelingen gedaan. Met betrekking tot de politieke vorming en opleiding stelt de Raad vast dat volksvertegenwoordiging in het decentrale bestuur lekenbestuur is. En dat dit zo moet blijven. Werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers moeten mogelijk zijn met minder tijdsbesteding. De Raad adviseert om minder tijd te besteden aan bestuurlijke activiteiten zoals vergaderen, stukken lezen en fractieberaad. Dat kan alleen als wordt geïnvesteerd in een goede toerusting (griffie, rekenkamer, fractieondersteuning, scholing). Verder kan de aantrekkelijkheid van het ambt worden vergroot door herwaardering: betere beeldvorming over het belang en het werk van volksvertegenwoordigers. Om meer geïnteresseerden voor het ambt te werven, bepleit de ROB experimenten om het potentieel aan te boren van de 98 procent van de mensen die geen lid zijn van een politieke partij.
ProDemos heeft recent een verkenning uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Aanleiding daarvoor was de evaluatie van de wet Financiering politieke partijen door de commissie-Veling van begin 2018. Deze verkenning leert dat lokale politieke partijen vaak worstelen met hun ondersteuning en opleiding. Zij zijn inmiddels gewend veel activiteiten zelf te doen. Ondersteuning van buiten kan vooral vorm krijgen via trainings- en opleidingsmogelijkheden, zoals versterking van hun beleidsinhoudelijke en juridische expertise en training in debatteren en (snel)lezen. De gewenste ondersteuning moet echter niet leiden tot bemoeienis van bovenaf: wel steun, geen sturing. Dat is dan ook de titel van dit ProDemos-rapport.
Wel steun, geen sturing
Vorming en opleiding kunnen raadsleden enorm helpen bij hun werk. De keuze daarvoor moet vrij zijn en aansluiten op de behoeften van fracties en volksvertegenwoordigers. Anderzijds moet wel duidelijk zijn dat het raadslidmaatschap geen vrijblijvende zaak is. Ook de kiezer/achterban heeft recht op raadsleden die hun talenten willen ontwikkelen om zich daarmee zo goed mogelijk voor de publieke zaak in te kunnen zetten. Heel concreet betekent dat dat elke gemeenteraad zich zou moeten buigen over de vraag naar de gewenste ondersteuning in de vorm van scholing en opleiding. Niet om van elk dubbeltje een kwartje te maken. Maar wel om er uit te halen wat er in zit.
Dat zijn volksvertegenwoordigers aan hun (uit)verkiezing verplicht. En ja, dat mag en moet dan ook wat tijd en geld kosten…
Gerrit Hagelstein, raadsgriffier gemeente Ede
Geef een reactie