De portefeuillehouder uit het college heeft de behoefte om de raad ‘bij te praten’. Je hoort het regelmatig, het gebeurt regelmatig.
De gemeente is in conflict geraakt met een projectontwikkelaar bijvoorbeeld, er dreigt een juridische procedure. Zoiets kan altijd slecht aflopen, dat kan de gemeente prestige kosten. En in het zwartste scenario een hoop geld, dat niet is gereserveerd. Natuurlijk lijkt het nuttig de raad alvast maar op de hoogte te stellen. Of tenminste de woordvoerders, of de fractievoorzitters. En natuurlijk bij voorkeur achter gesloten deuren.
Wat is de status van zo’n vertrouwelijk overleg? Die vraag krijgen griffiers weleens voor de kiezen. Soms vooraf, meestal achteraf. Als er toch iets blijkt te zijn uitgelekt. “Nu hebben ze verdorie toch geheime informatie naar buiten gebracht”, wordt er geroepen. De verontwaardiging is groot. “Het is schandalig, zo kunnen we niet werken met elkaar, dit zou toch ergens geregeld moeten zijn.”
Dit ís geregeld. Er zijn twee smaken: geheim en niet geheim. Er kunnen heel goede gronden zijn om informatie te bestempelen als geheim, al zijn het er niet veel. De (financiële) belangen van de gemeente moeten ernstig in gevaar komen bij openbaarmaking of de privacy van betrokkenen moet onaanvaardbaar worden geschaad. Dat is het wel zo’n beetje. Dat is keurig vastgelegd in de wet. Zoals dat ook geldt voor de procedures die moeten worden gevolgd om de geheimhouding op te leggen, te bestendigen of, waar gewenst, weer op te heffen. Alle overige informatie, niet voorzien van het stempel ‘geheim’, is openbaar. Ingewikkelder is het niet.
Maar wat doen we dan met de portefeuillehouder voor wie het zo belangrijk is gevoelige informatie in vertrouwen te delen met leden van de raad? Die houden we voor dat het college de plicht heeft de raad te informeren, passief en actief. En dat raadsleden het recht hebben om alles dat zij willen weten, gewoon aan het college te vragen. En verder dat bij het verstrekken van informatie een zorgvuldige en gefundeerde afweging moet worden gemaakt: geheim of niet geheim.
De tussenvorm ‘vertrouwelijk’ kennen we niet, althans niet volgens de wet. Natuurlijk wel in het gewone intermenselijk verkeer. Maar daarvoor geldt dat het is wat het is: er wordt op vertrouwd dat de verstrekte informatie onder ons blijft, niet meer en niet minder. Geheimhouding kan dan niet worden afgedwongen. Wie dát lokaal wil ‘regelen’, perkt de ruimte in die raadsleden hebben om met verkregen informatie te doen wat zij nodig achten. Men moet zich afvragen hoe aantrekkelijk het voor raadsleden is om daaraan mee te werken.
Eric Meurs, Statengriffier provincie Zuid-Holland
Geef een reactie