Het boek ‘Zetelroof’ beschrijft de opkomst van de parlementaire democratie en de vorming van het partijstelsel dat sinds 1917 de Nederlandse politiek domineert. Fractiediscipline en loyaliteit aan de partij zijn sindsdien op gespannen voet komen te staan met het individuele mandaat van onze volksvertegenwoordigers. Wat is de legitimiteit van de volksvertegenwoordiger? En hoeveel ruimte is er in de toekomst nog voor politieke partijen?
Al bijna anderhalve eeuw reduceren we de gang naar de stembus tot het mandateren van een partij. Lange tijd was het afvaardigen van een bepaalde persoon voor veel kiezers van geen of slechts secundair belang. Dit paste bij het overzichtelijke tijdperk van de verzuiling, maar de tijden zijn veranderd. De traditionele volkspartijen CDA, VVD en PvdA lijden onder afnemende ledenaantallen en sterk wisselende zetelverdelingen, die ook hun subsidie-inkomsten onberekenbaar hebben gemaakt. Er komen nieuwe lokale en nationale partijen, belangenclubs en bewegingen op die veel beter in staat lijken de kiezers voor zich te winnen.
Honderd jaar fractiedwang
Leiders en bestuurders van politieke partijen proberen de geest terug in de fles te duwen, juist door de greep op hun politici te versterken. Onder het mom van bestuurbaarheid leggen vrijwel alle partijen een vergaande fractiedwang (formeler: ‘fractiediscipline’) op. Met succes. In de afgelopen jaren stemden Tweede Kamerleden in 99,99 procent van de gevallen mee met hun fractie. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Het kan een absolute loyaliteit aan de partij zijn. Bovendien stemmen fracties regelmatig unaniem in met een wet die haaks staat op het eigen partijprogramma. Ook kunnen Kamerleden een groot vertrouwen koesteren in de expertise van de woordvoerder van hun fractie – of zelf geen uitgesproken standpunten hebben. In de Kamer zelf is een veelgehoord argument dat fractiediscipline belangrijk is om de parlementaire werkbaarheid te beschermen. De versnippering van het partijlandschap wordt aangegrepen om de rijen te sluiten. Steeds vaker zetten fractieleiders uit de Tweede Kamer hun partijgenoten in de Eerste Kamer onder druk om wetsvoorstellen aangenomen te krijgen. Deze ontwikkelingen zijn in de afgelopen vijftien jaar sterk zichtbaar geworden, maar zijn niet nieuw. Ze zijn ingebakken in het Nederlandse kiesstelsel. Anno 2017 vieren we de honderdste verjaardag van dat stelsel, dat ernstige trekjes van ouderdom begint te vertonen. Dat het Nederlandse parlementaire stelsel aansluiting mist met de democratische behoeften van deze tijd wordt door vrijwel iedereen erkend. Daarom is het tijd om terug te blikken op de politieke omwenteling (het ‘moment 1917’) waarmee het allemaal begon: de ontwikkeling van de parlementaire democratie en de toenemende invloed, efficiëntie en populariteit van de politieke partij. De samenkomst van beide sporen in de Grondwet en de Kieswet van 1917 heeft ons een mengvorm opgeleverd van een kiezersdemocratie en een partijendemocratie. Die mengvorm tekent de huidige politieke praktijk, waarin beide onderdelen regelmatig met elkaar botsen. Honderd jaar na dato verdient zij een kritische evaluatie, met als vertrekpunt een belangrijk aspect van het Nederlandse politieke stelsel: zetelroof.
Honderd jaar zetelroof
In het verschijnsel zetelroof (formeel: ‘fractieafsplitsing’) komen alle actuele kwesties samen die betrekking hebben op de effectiviteit van de parlementaire controle, op het vertrouwen van burgers in politici (en vice versa) en op de legitimiteit van de volksvertegenwoordiging. Het woord duikt standaard op in de media als een volksvertegenwoordiger uit de fractie treedt zonder zijn zetel op te geven. Maar is het eigenlijk wel roof? Want van wie is een parlementszetel? En wat is precies een politieke partij? Hoeveel macht mag en moet zij hebben in de representatieve democratie? Dit boek behandelt gevallen van zetelroof in het nationale parlement, de Tweede Kamer, maar het fenomeen doet zich ook elders voor. In Provinciale Staten, gemeenteraden en waterschappen gebeurt het veel vaker dat volksvertegenwoordigers zich afsplitsen. In deze organen grijpt zo’n afsplitsing harder in. Een gemeenteraad is kleiner dan het parlement, maar ook daar moeten verschillende fracties veelvuldig wankele coalities sluiten. Het verlies van één zetel kan dan al snel tot een bestuurscrisis leiden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) noemde fractieafsplitsingen ‘slecht voor de sfeer, het imago, de besluitvaardigheid en de bestuurbaarheid van de gemeenteraad’ en bepleitte vergaande maatregelen om zetelroof tegen te gaan. Een zetelroof op lokaal niveau brengt veelal dezelfde vragen met zich mee over het individuele mandaat versus de partijmacht. Hoewel in het boek de nationale politiek centraal staat, zullen de lessen die daaruit te trekken zijn ook op andere bestuursniveaus tot inzicht kunnen strekken. Het individuele mandaat blijkt voor vrijwel elke fractie in de Tweede Kamer een hinderlijk obstakel, behalve voor enkele dissidente stemmen. Met ingang van de verkiezingen van maart 2017 is fractievorming op elk moment na het aantreden van de Tweede Kamer verboden, waardoor een zetelrover dus geen volwaardige fractie meer zal zijn maar een ‘groep’ – met een sterk ingeperkte spreektijd en zonder fractiebudget. Het Kamerlid krijgt nog net genoeg middelen voor één assistent.
Geerten Waling, historicus en publicist
Geef een reactie