Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de Participatiewet, de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Ze voeren ook de Wet publieke gezondheid (Wet pg) uit. De afstemming tussen deze zorgwetten kan beter, maar er moet niet te veel overhoop worden gehaald in het systeem van de zorgwetten of in de organisatie van het openbaar bestuur.
Dat staat in het advies ‘Zorg voor samenhangende zorg. Over zorgwetten die door gemeenten worden uitgevoerd’ van de Raad voor het Openbaar Bestuur. Op verzoek van de staatssecretaris van VWS deed de Raad onderzoek naar de afstemming tussen Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wet pg. Het initiatief voor dit verzoek kwam uit de Tweede Kamer.
RaadsledenNieuws was nieuwsgierig wat gemeenteraadsleden kunnen leren uit het advies en sprak de opsteller van het advies Michael Mekel, adviseur bij de Raad voor het Openbaar Bestuur.
Mekel is positief gestemd over de rolopvatting van de leden van de Tweede Kamer: ”De Tweede Kamerleden, die na de verkiezingen zijn aangetreden in de commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport, hebben een goed oog voor het openbaar bestuur. Mijn positieve beeld is dat de vaste Kamercommissie genegen is meer op afstand te gaan staan waarbij de rijksoverheid de systeemverantwoordelijk draagt en gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Ik zie een voorzichtige trend dat de Tweede Kamer begrijpt dat ze niet bij ieder incident moeten aanslaan”.
In het advies wordt gesteld: “Het kan beter: er is door gemeenten samenhang te realiseren tussen de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wet pg. Lastiger is het voor gemeenten om met meer domeinen en andere partners de gewenste integraliteit te behalen”. Kunt u toelichten hoe gemeenteraden het beter kunnen doen?
Mekel: “Zorg is geen onbekend terrein voor gemeenten. Gemeenten waren al verantwoordelijk voor een deel van de Wmo en de voorganger van de Participatiewet, de Wet werk en bijstand. Voor een aantal gemeenten is het moeilijk om samenhang binnen het sociaal domein te realiseren en afstemming met andere partners. Gemeenten met een eigen gedrevenheid om het voor burgers goed te doen (vanuit Wmo) lopen tegen andere wettelijke regimes aan zoals de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg (Wlz). Wanneer een zorgverzekeraar zich niet houdt aan de vanuit de Zorgverzekeringswet verzekerde zorg, dan wordt hij op zijn vingers getikt. Daarom is een zorgverzekeraar vooral gericht op rechtmatigheid. Gemeenten zijn echter gericht op integraliteit om zo goed mogelijke zorg te bieden voor de inwoners. De kunst voor gemeenten is zich te realiseren dat er schotten zitten tussen de verschillende wetten. Gemeenten moeten proberen om die schotten heen te werken. Dit uiteraard wel binnen bepaalde marges. Er mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van willekeur of werken tegen de geest van de wet. Hierbij is de uitdaging om professionals meer ruimte te geven.
Gemeenteraden hebben drie taken: kadersteller, volksvertegenwoordiger en controleur. Deze taken kun je verfijnen. Raadsleden pakken vaak de ombudsfunctie op voor problemen en dan is het van belang dat raadsleden zich daarover goed laten informeren. Behalve de informatie van het college ook zelf als gemeenteraad op zoek naar onafhankelijke informatie. In principe zal de gemeenteraad niet over individuele gevallen debatteren dus het is zaak om de ombudsfunctie zo in te vullen dat incidenten geaggregeerd worden tot vraagstukken op raadsniveau. Idealiter wordt in het raadsdebat niet alleen gekeken naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid, maar ook naar mensmatigheid. Met mensmatigheid bedoel ik dat de gemeenteraad moet uitspreken of inwoners nu goed geholpen worden. Wij zijn in Nederland vaak goed in rechtmatigheid en doelmatigheid en dat kenmerkt ons goede openbaar bestuur. Maar de mensmatigheid blijft helaas meestal onderbelicht”.
Maar dan is toch het gevaar levensgroot dat we geen goedkeurende accountantsverklaring krijgen?
Mekel: “Je moet als gemeenteraad het debat voeren waarvoor je in de raad zit: voor de accountant of voor de inwoners? Je moet je afvragen waarvan het geheel beter wordt. Doelmatigheid en rechtmatigheid zijn zeer belangrijk. We moeten echter ook de mensmatigheid onder ogen zien”.
Met de decentralisaties zijn vier doelstellingen beoogd, te weten: beleid op maat, integrale uitvoering, democratische controle en beperking van de kosten. In hoeverre halen gemeenten deze doelen?
Mekel: “Beperking van de kosten wordt gehaald als je beziet dat de decentralisaties zijn gerealiseerd met de rijkskorting die hard is. Het realiseren van beleid op maat gaat in toenemende mate lukken, maar om te komen tot een integrale uitvoering is nog een weg te gaan. Het rijk kan hierbij behulpzaam zijn door wetten te harmoniseren. Op het gebied van democratische controle is nog veel te verbeteren. Vóór de decentralisaties maakten we ons in het zorgdomein hierover veel minder zorgen. Democratische controle door gemeenteraden is echter lastig. Je kunt als gemeenteraad proberen alle details te doorgronden, maar dan heb je zeker meer dan 15,9 uur per week nodig. Ik zou het gemeenteraadsleden afraden om zo diep in de details te duiken. Voor je het weet doe je echter het werk van het college opnieuw wat niet goed is. Je kunt ook kijken naar de legitimiteit van het proces. Je moet hierover een eigen informatiepositie opbouwen. Dit kan alleen door de dominantie van de planning- en controlcyclus te doorbreken. Deze cyclus levert namelijk geen procesinformatie op. De kunst is als gemeenteraad toegevoegde waarde te bieden op de zorgtaken door te beoordelen of de processen leiden tot gewenste resultaten voor je inwoners”.
Jullie zien het belangrijkste verschil op het niveau van waarden: in het ene geval zorgt de overheid voor openbare gezondheidszorg (Wet pg), in het andere geval verwacht de overheid dat de burger zoveel mogelijk op eigen kracht doet (Wmo 2015, Jeugdwet). Welke waardeoriëntatie moeten gemeenteraden laten prevaleren?
Mekel: “Deze wetten hebben allemaal een andere ontstaansgeschiedenis. Openbare gezondheid is een collectief goed. Dit is echt overheidszorg. Bij de Wmo en de Jeugdwet gaat het om eigen kracht en zelf doen. Het gaat erom dat gemeenteraden beseffen dat er verschil is in waardeoriëntatie. Daarom heeft het ook geen zin om van deze wetten een integrale zorgwet maken. Je kunt ook niet zeggen dat de ene waardeoriëntatie moet prevaleren boven de andere. Er is wel veel te winnen door je te realiseren dat er verschillende talen worden gesproken. De zorgverzekeringswet gaat bijvoorbeeld over cure, de Wmo over care. De jeugdzorg heeft zowel elementen van care als cure in zich. De verschillende talen moeten met elkaar kunnen communiceren. Wanneer de verschillende talen elkaar niet verstaan, vallen mensen tussen wal en schip. Voeg daarbij nog de verschillen in wetten voor wat betreft het al dan niet moeten betalen van eigen bijdragen en de wijze van indiceren en de complexiteit is duidelijk. De gemeenteraad moet zorgen dat de verschillende domeinen goed met elkaar kunnen samenwerken om te voorkomen dat inwoners tussen wal en schip vallen. Omschotten en een balans tussen rechtmatigheid, doelmatigheid en mensmatigheid zijn hierbij noodzakelijk”.
Hoe beoordeelt u de kwaliteit van die samenwerking en de communicatie?
Mekel: “Een zorgverzekeraar heeft geen preventie in zijn takenpakket zitten. De voordelen van preventie slaan echter wel neer bij de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars zijn op zoek om daar met gemeenten goede afspraken over te maken. Er wordt gekeken naar mogelijkheden om samen een potje te maken met geoormerkt geld dat kan dienen als smeermiddel om problemen op te lossen. Echter tot nu toe zijn de preventiecoalities alleen gericht op een proces van kennis maken en onderling vertrouwen opbouwen. Als gemeenteraad moet je jezelf rekenschap geven van het feit dat er schuring is tussen regels, waarden en cultuur. Gemeenteraden moeten zich hierover laten informeren. Een mooi voorbeeld vind ik de sociale ombudsman die de gemeenteraad in Meppel en in De Wolden informeert over de behoeften en ervaringen van inwoners en het gesprek aangaat wat voor soort gemeenschap de gemeenteraad wil nastreven”.
Wim Voeten, raadsgriffier gemeente Etten-Leur
Geef een reactie