Vanaf 2023 is de industrie zelf verantwoordelijk voor de inzameling en recycling van afgedankte kleding. Gemeenten zijn dan eindelijk verlost van de textielinzameling. De steeds slechtere kledingkwaliteit doet deze afvalberg groeien. Ook het restafval bevat toenemende hoeveelheden textiel.
Om de industrie voortaan zelf de rekening te laten betalen, haalt staatssecretaris Van Veldhoven (verantwoordelijk voor milieu) het wapen van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) uit de kast. Producenten van consumentenkleding als H&M en Zara zijn dan wettelijk verplicht zelf de inzameling en recycling te regelen en bekostigen. Van Veldhoven heeft haar besluit gemeld aan de Tweede Kamer. Alle kledingbedrijven moeten straks meewerken, ook webshops en importeurs.
Sector krijgt anderhalf jaar
De kledingbranche krijgt anderhalf jaar de tijd om een collectieve organisatie en een landelijk beheerssysteem voor de textielinzameling op te tuigen. De door de coronapandemie zwaar getroffen sector mag van Van Veldhoven nog even op adem komen. De staatssecretaris was al jaren met retailers en modeketens in onderhandeling. In het vorig jaar door de staatssecretaris uitgebrachte beleidsprogramma circulair textiel heeft ze met de branches afgesproken dat kleding in 2030 voor de helft uit gerecycled of duurzaam materiaal moet bestaan.
Afgedankte kleding en ander textiel bezorgen gemeenten op dit moment kopzorgen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek rapporteerde in februari dat steeds meer afgedankte kleding bij het restafval belandt, jaarlijks ruim 174 duizend ton (inmiddels 6 procent van het totale volume van circa 3 miljoen ton). Ruim de helft daarvan is mogelijk nog draagbaar of recyclebaar, aldus het CBS, maar belandt nu in de afvaloven. De 86 duizend ton die gemeenten wel gescheiden inzamelen, raakt intussen steeds meer vervuild.
Restafval dumpen
Doordat de textielcontainer altijd toegankelijk is, blijkt het verleidelijk voor inwoners daar hun restafval in te dumpen, bijvoorbeeld bij milieustraten waar de restafvalbak vol zit. Dat is helemaal het geval als de restafvalcontainer afgesloten is door een pasjessysteem (zoals bij veel systemen met een gedifferentieerd tarief of diftar). Textiel is kwetsbaar voor deze vervuiling, waardoor al snel een hele container ongeschikt is voor hergebruik.
Uit onderzoek blijkt daarnaast dat voor inwoners onvoldoende duidelijk is wat er precies in de textielcontainer moet. Een groot deel van de vervuiling bestaat uit ongewenst textiel, zoals kussens, dekbedden, hele gordijnen, en nat en vervuild textiel.
Bestaande infrastructuur
De keten zal nog wel moeten samenwerken met gemeenten voor de textielinzameling. Vaak sluiten gemeenten hierbij contracten af met inzamelaars. Sommige gemeenten hebben eigen sorteercentra. Het ligt voor de hand dat de industrie op deze bestaande infrastructuur gaat aanhaken. Gemeenten hebben zich op hun beurt gecommitteerd aan landelijke recyclingdoelen, dus ze zijn erbij gebaat dat de inzameling door het bedrijfsleven zo goed mogelijk wordt ingevuld.
De kledingindustrie ziet op tegen de voorliggende opgave, die ze evenwel zelf mede heeft gecreëerd met het fenomeen ‘fast fashion’. Veel ketens verkopen steeds meer kleding die goedkoop is, maar van lage kwaliteit. Collecties volgen elkaar in hoog tempo op. Deze kleding levert inzamelaars niet veel op. De slechte textielkwaliteit is vaak minder geschikt voor mechanische recycling. Daarmee groeit de berg van onbruikbaar textiel.
Inkomsten textielinzameling
Dit tot groot leed ook van charitatieve inzamelaars als het Leger des Heils en Sympany, die hun textiel verkopen in Oost-Europa en Afrika om met de opbrengsten goede doelen te steunen. Het merendeel van het afgedankte textiel in ons land wordt zo geëxporteerd. Maar de inkomsten hieruit dalen, wat de contracten van de inzamelaars met gemeenten onder druk zet. Van het gesorteerde textiel is inmiddels bijna de helft onverkoopbaar, enkele jaren geleden was dat slechts 15 procent.
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is in Nederland al langer in zwang voor een aantal productstromen, zoals autobanden, batterijen, elektronica, accu’s en verpakkingen. De toevoeging ‘uitgebreide’ slaat op de verantwoordelijkheid van de industrie gedurende de volledige levenscyclus van een product, dus ook in de afvalfase. Voor matrassen is de zogenoemde UPV bijna rond, voor luiers wordt erop gestudeerd.
Verplicht meedoen
De UPV voor textiel is een eerste stap. De branche kan de staatssecretaris vragen de UPV algemeen verbindend te verklaren. Alle producenten en importeurs doen dan verplicht mee aan één inzamel- en recyclingsysteem. Los van enkele free-riders is vaak 80 tot 90 procent van de markt dan aan boord om via een heffing de financiering van het systeem op te hoesten. Consumenten betalen deze verwijderingsbijdrage al bij de aankoop van het product.
De vraag is dan wel hoe Van Veldhoven buitenlandse kledingfabrikanten mee wil krijgen, die via webshops als Shein de Nederlandse markt bedienen. Dat soort spelers staat in ons land niet geregistreerd, maar ze vallen straks wel onder de wettelijke inzamel- en recyclingplicht. Hoe de handhaving door het Rijk er voor deze groep uit zal zien, is onduidelijk.
Circulaire prikkel?
Een evidente beperking aan de UPV voor textielinzameling is dat alleen inzameling en recycling eronder vallen, terwijl de oplossing dus niet alleen aan de ‘achterkant’ ligt. Aan fast fashion kunnen recyclers immers weinig doen. Zij bepalen niet hoe kleding eruit moet zien of hoeveel gram katoen erin zit. Maar met de UPV verwacht Van Veldhoven de industrie te prikkelen de productie van textiel en kledingontwerpen ‘circulair’ te maken.
Volgens duurzaamheidsexperts leidt een UPV wel tot betere recycling, maar gaat er geen sterke prikkel voor duurzaam productie van uit. Aan de designkant zou de industrie nog lang niet zo ver zijn, laat staan wat de toegepaste materialen betreft. De productie zal volgens sceptici daarom in het oude patroon blijven.
Geef een reactie