Gemeenten moeten een tandje bijzetten om meer afval gescheiden in te zamelen en om de kwaliteit van afvalstromen te verhogen. Daar dringt het kabinet met een nieuwe aanpak op aan. Aangescherpt beleid komt er niet.
Na lang wachten stuurde staatssecretaris Vivianne Heijnen (milieu) onlangs het vernieuwde VANG-programma (Van Afval naar Grondstof) naar de Tweede Kamer. De vorige editie liep al eind 2020 af.
Doel van VANG is de hoeveelheid restafval terug te dringen naar 100 kilo per inwoner. Maar de teller blijft hangen, op 180 kilo. Bij de start van VANG in 2012 was dit nog 255 kilo. Inmiddels wordt dan ook 60 procent van het huishoudelijk afval gescheiden ingezameld. Maar nog niet de beoogde 75 procent.
Slechts 112 gemeenten zaten in 2020 op dat percentage (tegenover 30 in 2015). In totaal scoren 56 gemeenten onder de 100 kilo restafval per inwoner.
Lat niet hoger
In het vernieuwde programma blijven het percentage van 75 procent afvalscheiding en het streefgewicht 100 kilo restafval gewoon staan. Deze doelen schuiven door naar de nieuwe deadline van 2025. De lat komt niet hoger te liggen.
De focus van gemeenten op het kwantitatief terugdringen van de berg restafval heeft als ‘bijvangst’ dat de gescheiden ingezamelde stromen meer vervuild raakten. Van alle stromen staat de kwaliteit onder druk, van PMD (plastic, metaal en drankpakken) en gft tot oud papier en textiel.
In de oudpapiercontainer zijn lege pizzadozen een groeiend probleem en een regelrechte kwelling voor de papierrecycler, die het opschoonproces door de vettige dozen verstoord ziet. Maar weinig inwoners weten dat de bekende dozen niet in de papierbak moeten.
Ook de kwaliteit van het gft is bij veel gemeenten de afgelopen jaren verslechterd, met name door de toenemende vervuiling van glas en plastic. Zelfs gemeenten die goed scoren op VANG, leveren partijen gft af die flink zijn vervuild.
Hierdoor zijn deze stromen niet goed recyclebaar en herbruikbaar. Verwerkers keuren bijvoorbeeld partijen PMD af als ze boven de norm van 15 procent vervuiling uitkomen. In sommige gevallen is dit de helft van het aantal PMD-vrachten.
Met het vernieuwde VANG wil Heijnen dan ook bereiken dat gemeenten voor minder vervuiling of ‘stoorstoffen’ in de gescheiden stromen zorgen. Verder moeten ze bij bepaalde stromen meer inzetten op preventie om zo de hoeveelheid afval omlaag brengen. Een voorbeeld is het voorkomen van de bezorging van ongewenst drukwerk, dat voor onnodig veel papierafval zorgt.
Geen inzicht
Veel gemeenten ontbreekt het aan goed inzicht om te kunnen sturen op de kwaliteit van afvalstromen, concludeert adviesbureau Barnebies in opdracht van Rijkswaterstaat, de uitvoerder van het VANG-programma.
Ook weten gemeenten niet welke maatregelen goed werken, omdat er juist weinig inzicht is in wat kwaliteit is. Sorteeranalyses leveren onvoldoende informatie op. Nodig zijn doorlopende data over de vervuiling op wijkniveau of liefst per huishouden. Ook delen gemeenten onderling geen kwaliteitsdata.
Concreet moeten gemeenten hun inwoners aansporen om meer afval apart te houden en vooral ook in de juiste afvalbak te doen. Veel gemeenten werken met ‘afvalcoaches’ om inwoners te stimuleren hun afval beter te scheiden, andere gemeenten kiezen voor de harde lijn.
Zo werkt Tilburg al jaren met een kliko-politie. De gemeente geeft jaarlijks enkele tienduizenden waarschuwingen aan burgers die niet goed scheiden. In combinatie met bronscheiding haalt de Tilburgse inzameldienst jaarlijks per inwoner zo’n 135 kilo restafval op. Daarmee steekt de gemeente flink boven de meeste andere grote steden uit, die doorsnee nog zo’n 200 tot 300 kilo restafval per inwoner inzamelen.
Reden waarom onder meer Amsterdam en Utrecht – waar de VANG-doelen nog ver uit zicht zijn – op nascheiding van PMD zijn overgegaan.
Bronscheiden
De resultaten van de vorige VANG-periode zijn dan ook vooral geboekt in landelijke gemeenten, door bij de bron te scheiden. Dit levert meer grondstoffen en minder restafval op tegenover nascheiding. En dus kostenbesparing, want verbranden van restafval wordt steeds duurder.
Gemeenten die goede resultaten boeken met het bronscheiden van gft, glas, papier en textiel laten hun PMD-strategie hierop aansluiten. Ook gemeenten die minder succesvol zijn in bronscheiding, gaan niet automatisch voor de PMD-stroom over op nascheiden. Zo blijft de boodschap aan inwoners eenduidig, redeneren ze, en bronscheiden zorgt voor meer bewustwording.
Bovendien blijft de kwaliteit van nagescheiden kunststoffen vele malen minder vanwege geur en vervuiling door etensresten. Om gemeenten een betere keuze te laten maken tussen bron- en nascheiding van PMD is voor deze materiaalstroom in het nieuwe VANG-programma de al eerder door Rijkswaterstaat ontwikkelde ‘argumentenkaart’ opgenomen.
Gericht op kwantiteit
Om de kwaliteit van de verschillende materiaalstromen te verbeteren, pleitten recyclers eerder voor harde kwaliteitsnormen en recyclingdoelen voor gemeenten. In de aanloop naar het nieuwe VANG stonden kwaliteitsnormen nog als optie op de longlist van maatregelen om de kwaliteit structureel te verbeteren.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gaf al eerder aan een scherpe gft-vervuilingsnorm (van maximaal 2 procent verontreiniging), niet te zien zitten. Wel deelt de VNG de kritiek dat het vorige VANG-programma te zeer op kwantiteit gericht was.
Alle hoop is nu op het nieuwe VANG gevestigd.
Jannie says
Wat Jaapjan zegt.
(Al ben ik geen fan van statiegeld op blik)
Jaapjan says
Leuk om gemeenten, en direct daar mee burgers , aan te schrijven meer te doen aan afvalscheiding. Helaas blijven de grootste vervuilers weer buiten beschouwing. Wat te denken aan maatregelen met betrekking tot verpakkingsmaterialen. Tegenwoordig is praktisch alles verpakt in papier en karton en bovendien nogmaals in plastic. Ik hoor Den Haag zelden of nooit over maatregelen om afval terug te dringen richting verpakkingsindustrie. Zelfs statiegeld voor kleine plastic flessen was al moeilijk te realiseren door tegenwerking van diverse lobby’s. Kijk hoelang het duurt om statiegeld op vervuilend blik te realiseren. Nee het is makkelijker om het net als andere overheidstaken gewoon “over de schutting” bij de gemeente of burger te donderen.