De industrie gaat verplicht meebetalen aan het opruimen van plastic zwerfafval. Goed nieuws voor gemeenten, maar er zijn nog wat losse eindjes. Zo stopt de huidige zwerfafvalvergoeding, en er gaapt een financieel gat.
Om de industrie mee te laten betalen, komt staatssecretaris Heijnen (Milieu en Circulaire Economie) met een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, kortweg UPV. Dit is onderdeel van de eerder ingevoerde regelgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en gaat per 1 januari 2023 in.
De UPV geldt voor een aantal soorten wegwerpplastic, zoals drinkbekers, kleine voedselverpakkingen, zakjes, wikkels, draagtassen en sigarettenpeuken. Producenten moeten een deel van de kosten vergoeden die gemeenten en andere gebiedsbeheerders maken voor het opruimen van de veroorzaakte rotzooi.
Europese richtlijn
Heijnen heeft deze maatregel overigens niet zelf bedacht. De UPV is een verplichting vanuit de Europese Single Used Plastics-richtlijn, ook wel bekend als SUP.
Op basis van de SUP-UPV krijgen gemeenten een vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten: voor het opruimen, vegen en transport naar de verwerking. Bij sigarettenpeuken gaat het om de kosten voor de inzameling in openbare prullenbakken. Ook de kosten voor preventie via publiekscampagnes vallen onder de UPV. Beleidsontwikkeling, monitoring en handhaving vallen erbuiten.
De UPV betekent goed nieuws voor gemeenten. Eindelijk kunnen ze een deel van de zwerfafvalrekening bij het bedrijfsleven neerleggen.
Met de kanttekening dat de UPV alleen over plastics gaat. Op straat zwerft veel meer afval rond, zoals papieren frietzakken en servetjes, houten verpakkingen en lachgaspatronen. Gemeenten moeten alle stromen zwerfafval opruimen.
Vergoeding achteraf
Wanneer de SUP-UPV van kracht wordt, vanaf 2023 dus, gaat de meter voor bedrijven meteen lopen. Gemeenten en andere overheden ontvangen daarentegen pas achteraf een vergoeding. Rond april 2024 moeten de producenten gegevens aanleveren over 2023. Nadat hun bijdrage is vastgesteld, kunnen gemeenten in november 2024 de eerste vergoedingen verwachten.
Bedragen zijn nog niet bekend. Bepalend hiervoor is een rekenmethodiek, die is gebaseerd op het aandeel van de UPV-stromen in het zwerfafval, en hoe dat zich verhoudt tot de jaarproductie van een bedrijf. Rijkswaterstaat is met een kostenonderzoek gestart, dat eind 2022 gereed moet zijn.
De UPV brengt voor gemeenten nogal wat veranderingen met zich mee. Tot nu toe konden ze voor het opruimen van zwerfafval jaarlijks rekenen op 20 miljoen euro (1,15 euro per inwoner) vanuit de Raamovereenkomst Verpakkingen tussen de VNG en bedrijfsleven.
De bestaande zwerfafvalvergoeding, die wordt betaald door producenten en importeurs, stopt per 1 januari 2023. Dat is tevens het moment waarop de UPV ingaat.
Financieel gat
De vraag is wat gemeenten in het overgangsjaar 2023 moeten doen. Ze kunnen dan niet langer rekenen op de zwerfafvalvergoeding, maar de kosten lopen gewoon door. Volgend jaar gaapt hierdoor vooralsnog een financieel gat. Daarna moet een gestage stroom van vergoedingen ontstaan.
Een optie is het resterende geld uit de zwerfafvalvergoeding te verdelen. Hoeveel daarvan overblijft is onbekend, want 2022 is nog niet voorbij. De VNG en het bedrijfsleven zijn hierover in gesprek.
Een van de geschilpunten zou zijn of de resterende middelen wel aan gemeentelijke activiteiten besteed moeten worden. De VNG vindt van wel, de industrie van niet. Tot nu toe is er geen overeenstemming.
Een belangrijk punt is de verdeelsleutel, dus hoe de resterende middelen over de gemeenten moeten worden verdeeld. De VNG moet hier nog samen met gemeenten uitkomen.
Rapportages geschrapt
Een voordeel van het nieuwe systeem voor gemeenten is dat ze niet meer hoeven te verantwoorden waar ze de zwerfafvalvergoeding aan besteden. Nu moeten lokale overheden nog minimaal eens per jaar zo’n vijftig gebieden toetsen op de hoeveelheid zwerfafval.
Dat hoeft straks niet meer. De nieuwe vergoeding is voor opruimwerk dat gemeenten al hebben uitgevoerd, zonder verder papierwerk. Ook staan er geen inspanningsverplichtingen of doelen tegenover. Gemeenten krijgen sowieso het geld.
De kostenvergoeding vanuit de UPV is ook niet ‘gelabeld’. Het is dus een lokale politieke keuze waar gemeenten het geld aan uitgeven. Dat hoeft niet per se de bestrijding van zwerfafval te zijn. Voor hand ligt wel dat ze deze middelen daarvoor blijven gebruiken.
Staatssecretaris Heijnen verwacht dat de UPV zal leiden tot minder zwerfafval op straat en in het milieu. Met een uitgebreid pakket aan maatregelen wordt ook ingezet op de reductie van drinkbekers en maaltijdverpakkingen. Sinds juli vorig jaar geldt al een verbod op wegwerpbestek, rietjes en wattenstaafjes.
Cornelis Hagen says
En uiteindelijk is het de burger die dit betalen mag. Producenten e.d. rekenen de kosten gewoon doo. Komt de gemeente tekort? Dan is weer de burger de pineut..