Eind juni presenteerde de Algemene Rekenkamer het onderzoek Aanpak woningtekort, met ferme kritiek op de Woningbouwimpuls. Minister De Jonge (Volkshuisvesting) komt op basis van eigen onderzoek tot een andere conclusie, zo schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer.
In de recente Kamerbrief meldt De Jonge eerst dat hij er waarde aan hecht dat zijn beleid kritisch wordt gevolgd en beoordeeld door onafhankelijke partijen. Hij herkent daarbij een groot deel van de aandachtspunten van de Rekenkamer, maar komt zelf tot een ander oordeel over de zin van de subsidieregeling voor woningbouw.
Aanpak woningtekort
De kritiek van de Rekenkamer spitst zich toe op de Woningbouwimpuls. De controleur van de rijksfinanciën stelt dat een goede probleemanalyse van de woningmarkt van meet af aan ontbreekt bij het beleid, dat aanving onder Ollongren als minister van BZK. Ze argumenteerde dat gemeenten het woningtekort kunnen aanpakken met de regeling.
Volgens de Rekenkamer schiet de onderbouwing daarvoor tekort. Zo is geen rekening gehouden met de invloed van vertragende wet- en regelgeving, het gebrek aan ambtelijke capaciteit, of de beschikbaarheid van bouwlocaties.
Ook ziet de Rekenkamer geen onderbouwing waarom het budget van 1 miljard euro passend zou zijn om de doelen te halen. ‘We concluderen dat de minister van BZK onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de Woningbouwimpuls leidt tot de beoogde doelen om sneller, betaalbaarder en meer woningen te bouwen.’ Het effect zou niet vast te stellen zijn.
De Jonge: wél effect
Maar De Jonge zet de regeling voort en dient de Rekenkamer van repliek: ‘De Woningbouwimpuls heeft sinds 2020 in drie tranches bijgedragen aan de bouw van bijna 140.000 woningen, verdeeld over 93 projecten. Er is veel belangstelling bij gemeenten voor een bijdrage uit de Woningbouwimpuls.’
Daarbij wordt volgens de minister gemikt op plannen die een financiële zet nodig hebben. ‘Een onafhankelijke toetsingscommissie beziet kritisch of inderdaad sprake is van die noodzaak. Dit om de doelmatigheid van de Woningbouwimpuls te garanderen.’
De Jonge maakt uit een eigen onderzoek op dat de regeling effectief en doelmatig is. Gemeenten zouden bevestigen dat ze sneller en meer woningen realiseren.
Wel ‘herkent’ de bewindsman dat de toegevoegde waarde van de Woningbouwimpuls moeilijk voor de korte termijn is vast te stellen. Resultaten worden pas op langere termijn meetbaar. Om toch meer inzicht te krijgen, wil de minister bij de vierde ronde een ‘scherpere onderbouwing’ van gemeenten.
Geen reden voor twijfel
Het onderzoek van het ministerie toont volgens de minister duidelijk aan dat de regeling nuttig is. Hij wijst onder meer op twintig afgewezen project: daarvan ging er uiteindelijk maar één door, met dank aan een financiële meevaller bij die gemeente. De rest zoekt nog altijd naar financiering. De Jonge ziet hierin bewijs dat de Woningbouwimpuls ‘aantoonbaar en substantieel bijdraagt’.
De minister is het eens met de Rekenkamer dat projecten moeten leiden tot betaalbare woningen. Daar moet de beoordeling van aanvragen zich op richten. Ook deelt De Jonge de mening dat er niet een ‘cadeau-effect’ mag ontstaan voor projecten die eigenlijk geen steun nodig hebben. Onder meer de toetsingscommissie moet dat voorkomen.
Geen verandering
De Rekenkamer wil een wezenlijk andere opzet van de Woningbouwimpuls. Maar dat is op basis van zijn eigen onderzoek niet nodig, zo besluit De Jonge zijn Kamerbrief. Om een vinger aan de pols te houden komt er een ‘digitale monitor’, waarop Kamerleden kunnen volgen hoeveel nieuwe woningen er worden gerealiseerd.
Jannie says
De Jonge heeft er misschien wel belang bij om de huidige regelingen in stand te houden:
https://www.ewmagazine.nl/nederland/achtergrond/2017/12/70-overheidsuitgaven-kan-rekenkamer-niet-controleren-565262/