Mensen met een beperking moeten ‘merkbaar minder drempels gaan ervaren’. Dat staat in het programma Onbeperkt Meedoen! dat het kabinet aan de Kamer stuurde. Ook gemeenten spelen daarin een rol.
Het kabinet wil dat mensen met een beperking op alle niveaus, van agenda tot uitvoering, betrokken worden bij het opstellen van plannen die Nederland toegankelijker maken, zo schrijft minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in een brief over het programma dat hij naar de Kamer stuurde.
VN-verdrag Handicap
In 2016 tekende Nederland het VN-verdrag handicap en verplichtte zich daarmee zich in te zetten om ruim 2 miljoen Nederlanders met een bepaalde beperking, volledig mee te laten doen in de samenleving. Er wordt al veel gedaan, maar mensen ervaren dat volgens het kabinet nog niet altijd. Het programma is bedoeld om op verschillende terreinen hiervoor stappen zetten. Zo moeten per 1 januari 2019 alle stemlokalen te gebruiken zijn door kiezers met een lichamelijke beperking en wordt er ingezet op het vergroten van de toegankelijkheid van websites en apps. Ook wordt een richtlijn voor ’toegankelijk bouwen en verbouwen’ ontwikkeld, zodat duidelijk is wanneer een gebouw goed toegankelijk is en welke maatregelen daarvoor nodig zijn.
Rol van gemeenten
Gemeenten worden in het programma bij verschillende actielijnen genoemd als lokale aanjager. Bijvoorbeeld bij het inventariseren en oplossen van knelpunten wat betreft toegankelijkheid van de openbare ruimte en het vooraf betrekken van ervaringsdeskundigen bij bouwplannen. Gemeenten moeten ook aan de slag met toegankelijke websites en portals apps en met het opzetten van lokale toegankelijkheidspilots. Hiervoor ontwikkelen VNO-NCW en MKB-Nederland samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en ervaringsdeskundigen een lokale aanpak om winkel- en uitgaansgebieden geschikt voor mensen met een beperking te maken. Het resultaat van een aantal pilots wordt gebruikt voor herkenbare en concrete handvatten die op andere plekken gebruikt kunnen worden.
Koplopers VN-Verdrag Handicap
Het kabinet trekt in het uitvoeren van het VN-verdrag onder andere op met ervaringsdeskundigen, gemeenten, bedrijven, brancheorganisaties en een alliantie van samenwerkende organisaties van mensen met een beperking of chronische ziekte. De VNG is een van de partners van het programma. Zo vormde de koepelorganisatie een kopgroep van 25 gemeenten die voorop lopen bij het uitvoeren van het verdrag, die daar recent een manifest voor ondertekenden.
Daarmee wil de VNG een ‘extra impuls’ geven aan gemeentelijke initiatieven die gericht zijn op het volwaardig meedoen van inwoners met een beperking, het delen van ervaringen en opdoen van inspiratie. De betreffende gemeenten kunnen in elkaars keuken kijken en zo verschillen in aanpak, bepaalde knelpunten, succesfactoren of goede voorbeelden delen. De koplopers zullen op hun beurt ook weer andere gemeenten betrekken bij hun ontwikkeling naar een meer inclusieve samenleving. Ook andere gemeenten die bezig zijn met het VN-verdrag kunnen ondersteuning krijgen, bijvoorbeeld door het starten van leernetwerken, het organiseren van werkbezoeken en beschikbaar maken van handreikingen met kennis over het verdrag.
Lokale inclusieagenda’s
Daarnaast zet de VNG ook in op ondersteuning bij het maken van een lokale inclusieagenda. Het uitvoeren van het VN-Verdrag is vastgelegd in de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Gemeenten kunnen uitvoering geven aan die verantwoordelijkheid door het opstellen van lokale inclusieagenda’s. VNG gaat daarvoor een scan uitvoeren op de nieuwe coalitie- en collegeakkoorden om inzicht te krijgen welke gemeenten de inclusieagenda of een soortgelijk plan in hun akkoorden opnemen, zo staat in het programma.
Fran says
Het verdrag werd getekend door meer dan 90 landen in 2006. Pas in 2016 “rectificeerde” de Nederlandse regering dat verdrag, als 1 van de laatste landen, waarna er binnen een jaar nieuwe wetten moesten zijn ingevoerd om het verdrag waar te maken. In dat verdrag stonden dingen over aanpassen van winkels e.d. Maar de regering voegde daar iets aan toe dat expliciet werd verboden in het verdrag: de mogelijkheid om onder het aanpassen van je gebouw uit te komen. Waardoor bijna niemand verplicht is om er geld aan te spenderen. Waardoor ik bijvoorbeeld nog steeds niet naar binnen kan bij mijn huisarts. En waardoor ik de meeste recepties en borrels mis. Of vergaderingen niet kan bijwonen.
Daarbij is de HTM in Den Haag zo vriendelijk om de wet aan zijn laars te lappen. Ook als de Commissie voor de rechten van de mens er op wijst dat dit niet kan. Waardoor elektrische rolstoelen niet welkom zijn in de stadsbussen. En waardoor nu een Avenio Tram wordt aangekocht, waar we ook niet welkom in zijn. (Bestuurders durven niet te remmen met een rolstoel aan boord, omdat de remmen van de Avenio te sterk reageren. En dat weet de HTM heel goed.)
Woorden zijn mooi, maar ik zou de daden nu wel eens willen zien. Zolang 25 % van de WMO-afhankelijke gehandicapten een ongeschikt vervoermiddel krijgen, kunnen er sowieso behoorlijk veel nergens heen. En als zelfs werkende gehandicapten al regelmatig 3 maanden zonder rolstoel zitten en hun carrière kunnen vergeten, dan begrijpt u hoe het is voor afgekeurde gehandicapten. Het algemene beeld lijkt te zijn, dat die mensen niets doen. Dat ze een rolstoel wel kunnen missen. En dat hun leven niet stil komt te staan door het gemis van een rolstoel. Het stond ten slotte toch al stil.
De plannen zijn een leuk begin. Tenminste iets anders dan het idee om gehandicapten onder het minimumloon te laten werken. Maar wat gaat er werkelijk gebeuren? Want als je bedenkt, dat de hele goegemeente al 12 jaar weet dat het verdrag getekend is, dan zijn ze wel heel erg langzaam bezig naar mijn mening.