Een van de oplossingen om het woningtekort snel aan te pakken, is de inzet van flexwoningen. Sinds 2019 stimuleert het Rijk gemeenten actief om flexwoonprojecten te realiseren. Maar de huidige opmars van zeer kleine woningen correspondeert niet met de woonvoorkeuren van een groot deel van de Nederlanders. Dat constateert het Planbureau voor de Leefomgeving.
Het aandeel woningen in Nederland van 50 vierkante meter of minder nam de afgelopen jaren toe, blijkt uit recent onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Flexwoningen, die worden ingezet als tijdelijke verlichting van de woningnood, vormen een toenemend deel van deze groei. De meeste Nederlanders wonen echter liever niet zo klein, waarschuwt het PBL.
Hat-eenheden
Bovendien is uit het verleden gebleken dat grootschalige woonprojecten met veel kleine woningen wisselend succes hadden, zoals de zogenaamde HAT-eenheden uit de jaren ’80. Deze woningen werden met subsidie gebouwd voor één- en tweepersoonshuishoudens. De HAT-eenheden die er nu nog staan, en dus succesvol, zijn vaak wat ruimer dan de standaard was en liggen dicht bij voorzieningen.
Flexwoningen kleiner
Het onderzoek naar woningen voor kleine huishoudens laat zien dat flexwoningen, met vaak minder dan 30 vierkante meter woonoppervlak, gemiddeld kleiner zijn dan HAT-woningen. En ook dan andere kleine woningen, die meestal tussen de 41 en 50 vierkante meter zijn. Het aantal kleine huishoudens dat betaalbare huisvesting zoekt is groot en zal de komende jaren verder groeien.
Permanent en groter
Flexwoningen zijn volgens onderzoeker Jolien de Groot van het PBL ‘van toegevoegde waarde daar waar ze echt snel extra woonruimte kunnen opleveren’. Bijvoorbeeld in de tijdelijke opvang van statushouders of studenten. ‘Voor deze spoedzoekers kunnen flexwoningen in elk geval tijdelijk de druk verlichten’.
Het is echter volgens de Groot vaak effectiever als gemeenten en ontwikkelaars meteen investeren in iets ruimere, permanente woningen die aansluiten bij langdurige woonwensen. ‘Wij zien dat minimaal 50 vierkante meter vaak de voorkeur heeft. Bij de grote woningbouwambities van Nederland is het belangrijk dit niet te negeren.’
Flexwoonbeleid
Ook bekeek het PBL het flexwoonbeleid van gemeenten en de uitwerkingen daarvan. Het planbureau legt de focus op de publieke belangen en langetermijnvisie, die in het huidige flexwoonbeleid volgens de onderzoekers soms nog onvoldoende tot uiting komen. Uit de analyse blijkt dat het besluit om voor flexwonen te kiezen vaak niet helder en stevig wordt onderbouwd. Gemeenten en het Rijk richten zich vaak vooral op het aantal woningen dat ze met flexwonen snel kunnen realiseren.
Het huidige beleid kan wat leren van de geschiedenis, stelt het PBL. Het advies is om voor het bouwen van de huidige kleine woningen de evaluaties uit de HAT-tijd meenemen. ‘Bouw niet té klein, niet te grootschalig op onpopulaire locaties, en zorg ervoor dat er gemeenschappen kunnen ontstaan waar buren naar elkaar omzien. Dat komt de leefbaarheid ten goede.’
Geef een reactie